Direct naar content gaan

Samenvatting

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft met toepassing van artikel 8:54 Awb het beroep van X (belanghebbende) niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het beroepschrift niet de gronden van het beroep bevat en X dit verzuim niet heeft hersteld binnen de daartoe gestelde termijn. Het tegen die uitspraak gedane verzet is door de Rechtbank ongegrond verklaard.

In cassatie wordt onder meer het in verzet aangevoerde betoog herhaald dat het de gemachtigde niet duidelijk was dat de herinneringsbrief refereerde aan de verzuimbrief en dat hem met de herinneringsbrief een laatste gelegenheid werd geboden de gronden van het beroep in te dienen.

Dit betoog slaagt. Uit de bewoordingen van de herinneringsbrief blijkt niet op welke brief het verzoek in de herinneringsbrief betrekking heeft. De bewoordingen maken ook niet duidelijk dat gelegenheid tot herstel van verzuimen wordt geboden, en dat de verwijzing daarom betrekking moet hebben op de verzuimbrief. Uit de bestreden uitspraak op verzet blijkt niet dat de Rechtbank heeft onderzocht of het niettemin redelijkerwijs duidelijk moest zijn dat de herinneringsbrief verwees naar de verzuimbrief, en dat met de herinneringsbrief dus alsnog gelegenheid werd geboden de gronden van het beroep in te dienen.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep gegrond. De zaak is verwezen naar Rechtbank Den Haag.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2012 t/m 2014
Instantie
HR
Datum instantie
24 september 2021
Rolnummer
21/00449
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1349
Auteur(s)
mr. N. van den Hoek
Jaeger Advocaten-belastingkundigen
NLF-nummer
NLF 2021/1874
Aflevering
7 oktober 2021
Judoreg
NFB4567
bwbr0005537&artikel=6:5,bwbr0005537&artikel=6:5,bwbr0005537&artikel=6:6,bwbr0005537&artikel=6:6,bwbr0005537&artikel=8:54,bwbr0005537&artikel=8:54

Naar de bovenkant van de pagina