Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) woonde in 2016 in de Filipijnen en ontving toen een lijfrente-uitkering ad € 1.824 van Nationale Nederlanden nv (hierna: NN), waarop € 651 loonheffing is ingehouden. NN is in Nederland gevestigd en onderworpen aan de vennootschapsbelasting. X heeft aftrek ter voorkoming van dubbele belasting gevraagd voor de lijfrente-uitkering. De Inspecteur achtte de lijfrente-uitkering belastbaar in de bronstaat Nederland.

In geschil is of artikel 18 Verdrag Nederland-Filipijnen (hierna: Verdrag) toestaat de lijfrente-uitkering te belasten. Lid 1 wijst pensioenen en lijfrenten toe aan de woonstaat, maar lid 2 geeft in afwijking van het OESO-Modelbelastingverdrag ook de bronstaat heffingsbevoegdheid: ‘(…) in so far as it is charged as such against profits derived in that other State [de bronstaat] by an enterprise of that other State (…).’

Evenals Rechtbank Zeeland-West-Brabant achtte Hof Den Bosch Nederland als bronstaat op grond hiervan heffingsbevoegd. De winst van een verzekeringsmaatschappij wordt volgens hem bepaald door ontvangen premies plus beleggingsrendement minus uitkeringen op grond van aangegane verplichtingen. Het Hof oordeelde op die basis dat de lijfrente-uitkering ten laste van de winst van NN is gekomen zoals bedoeld in artikel 18, lid 2, Verdrag. Het feit dat NN op grond van artikel 29 Wet VpB 1969 jo. artikel 1, lid 2, Besluit winstbepaling en reserves verzekeraars 2001 een premiereserve aanhoudt, doet daaraan niet af.

X herhaalt in cassatie dat de lijfrente-uitkering niet ten laste van de winst van NN komt in de zin van artikel 18, lid 2, Verdrag, maar ten laste van diens (premie)reserve of voorziening. Als de opvatting van het Hof juist zou zijn, zou de woonstaattoewijzing in lid 1van het Verdrag een dode letter zijn, omdat de uitkering in de benadering van het Hof altijd ten laste komt van de winst van de uitkeerder.

A-G Wattel geeft de Hoge Raad in overweging om het cassatieberoep van X ongegrond te verklaren. Het oordeel dat de lijfrentetermijn ten laste van de winst van NN is gekomen, acht de A-G rechtskundig correct. Het behoeft geen verdere motivering en het is geenszins onbegrijpelijk.

Die uitleg strookt met de tekst en ook met de vermoedelijke bedoeling van artikel 18, lid 2, Verdrag.

Metadata

Rubriek(en)
Internationaal belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
A-G
Datum instantie
2 augustus 2023
Rolnummer
22/04346
ECLI
ECLI:NL:PHR:2023:707
Auteur(s)
mr. E. Swaving Dijkstra
HCSD Tax Advisors
NLF-nummer
NLF 2023/2032
Aflevering
14 september 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5971

Naar de bovenkant van de pagina