Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in 2021 van het UWV een ziektewetuitkering ontvangen. In het jaar 2021 heeft X geen arbeid verricht en hij had in 2021 geen arbeidscontract meer.

Aan X is een voorlopige aanslag IB/PVV 2021 opgelegd naar een te ontvangen bedrag van € 4.335. Bij de voorlopige aanslag is rekening gehouden met de arbeidskorting. Bij de definitieve aanslag is de arbeidskorting niet verleend.

In geschil is of de teruggaaf die is verleend met de voorlopige aanslag, met het opleggen van de definitieve aanslag terecht is teruggenomen.

Naar het oordeel van Rechtbank Noord-Holland had X (die wist dat hij geen recht had op de arbeidskorting) ook uit de in het aangiftebiljet opgenomen berekening van de over het aangegeven inkomen verschuldigde belasting kunnen afleiden dat er iets niet klopte aan de aangifte en dat een teruggaaf van € 4.335 niet juist kon zijn. Dat sprake zou zijn van een systeemfout is niet aannemelijk geworden. Bij juiste invulling van de aangifte zou de arbeidskorting niet zijn toegepast. Het beroep op gewekt vertrouwen slaagt niet.

Ook overigens is het beroep ongegrond. Het verzoek om een schadevergoeding wordt afgewezen.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
19 juli 2024
Rolnummer
23/5686
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:7423
NLF-nummer
NLF 2024/2709
Aflevering
3 december 2024

Naar de bovenkant van de pagina