Direct naar content gaan

Samenvatting

De Vrhovno sodišče (hoogste rechterlijke instantie, Slovenië) heeft aan het HvJ prejudiciële vragen gesteld in het kader van een geding tussen Raiffeisen Leasing en de Republiek Slovenië over de heffing van btw die verschuldigd is uit hoofde van een sale-and-leasebackovereenkomst.

De vraag is aan de orde onder welke voorwaarden een schriftelijke overeenkomst tussen twee contractpartijen op zich als een factuur in de zin van de Btw-richtlijn kan worden beschouwd, die tot gevolg heeft dat de opsteller van deze factuur verplicht is de btw te voldoen en de ontvanger van die factuur recht heeft op aftrek van de voorbelasting.

Het HvJ antwoordt op de vragen dat artikel 203 Btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat een sale-and-leasebackovereenkomst waarvoor na afsluiting door de partijen geen factuur is opgesteld, kan worden aangemerkt als een factuur in de zin van deze bepaling, wanneer deze overeenkomst alle informatie bevat die noodzakelijk is opdat de belastingdienst van een lidstaat kan vaststellen of in casu voldaan is aan de materiële voorwaarden voor het recht op btw-aftrek, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.

Conform Conclusie A-G Rantos (NLF 2022/0996, met noot van Gelderblom).

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2007
Instantie
HvJ
Datum instantie
29 september 2022
Rolnummer
C-235/21
ECLI
ECLI:EU:C:2022:739
Auteur(s)
prof. dr. S.B. Cornielje
PwC/ Vrije Universiteit
NLF-nummer
NLF 2022/2014
Aflevering
20 oktober 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5272
bwbr0002629&artikel=15&lid=1,bwbr0002629&artikel=37,bwbr0002629&artikel=37,celex32006l0112&artikel=203,celex32006l0112&artikel=218,celex32006l0112&artikel=203,celex32006l0112&artikel=218

Naar de bovenkant van de pagina