X (belanghebbende) exploiteerde een aspergekwekerij. In het kader van een onderzoek naar mensenhandel hebben politie en justitie begin januari 2010 een inval gedaan op het bedrijf. X is destijds gearresteerd en in hechtenis genomen. Zij heeft van 17 juni 2011 tot het einde van het jaar 2011 in detentie gezeten.
Uit gegevens van derdenonderzoeken volgt dat zij in 2011 met de (veiling)verkoop van asperges een opbrengst heeft behaald van € 231.960.
X is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het indienen van een aangifte IB/PVV 2011, maar heeft geen aangifte ingediend. Daarop heeft de Inspecteur aan X een ambtshalve aanslag en een verzuimboete opgelegd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant beoordeelt of de Inspecteur terecht de verzoeken van X om de aanslagen en de verzuimboete ambtshalve te verminderen heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de door X aangevoerde beroepsgronden. Naar het oordeel van de Rechtbank heeft de Inspecteur de verzoeken terecht afgewezen. De bewijslast is terecht omgekeerd en verzwaard. De door de Inspecteur gemaakte schatting is redelijk en de verzuimboete is terecht en tot het juiste bedrag opgelegd.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2023 in de zaak tussen
belanghebbende, uit plaats 1, belanghebbende
en
de inspecteur van de belastingdienst.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 19 oktober 2021.
1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2011 opgelegd:
een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 125.134. Gelijktijdig heeft de inspecteur belanghebbende € 5.065 aan heffingsrente in rekening gebracht en een verzuimboete van € 984 opgelegd;
een aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) naar een bijdrage-inkomen van € 165.000. Gelijktijdig heeft de inspecteur belanghebbende € 176 aan heffingsrente in rekening gebracht
(de aanslagen).
1.2. De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende tegen de beslissingen van de inspecteur om de aanslagen niet ambtshalve te verminderen, ongegrond verklaard.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 26 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur: [inspecteur] en [inspecteur].
Feiten
2. Belanghebbende exploiteerde een aspergekwekerij aan de [adres] te [plaats 2]. In het kader van een onderzoek naar mensenhandel hebben politie en justitie begin januari 2010 een inval gedaan op het bedrijf. Belanghebbende is destijds gearresteerd en in hechtenis genomen. Zij heeft van 17 juni 2011 tot het einde van het jaar 2011 in detentie gezeten.
2.1. Uit gegevens van derdenonderzoeken volgt dat belanghebbende in 2011 met de (veiling)verkoop van asperges een opbrengst heeft behaald van € 231.960. Verder heeft belanghebbende inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking genoten ten bedrage van € 3.186 en heeft zij een bedrag van € 43.052 aan teveel ontvangen inkomsten uit vroegere dienstbetrekking terugbetaald.
2.2. De onroerende zaak aan de [adres] was eigendom van belanghebbende. Op 9 september 2011 heeft een executieveiling plaatsgevonden van (onder andere) deze onroerende zaak. Volgens een taxatierapport dat is opgesteld in opdracht van [X] kan de verkoopopbrengst van de betreffende onroerende zaak als volgt worden gesplitst:
Privé-deel
€ 164.000
Bedrijfsgebouwen en ondergrond
€ 311.600
Totaal
€ 475.600
Volgens een destijds ingesteld boekenonderzoek was de boekwaarde van de bedrijfsgebouwen en ondergrond op het moment van de executieveiling € 150.000.
2.3. Belanghebbende is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het indienen van een aangifte IB/PVV voor het jaar 2011. Belanghebbende heeft verzocht om uitstel voor het indienen van de aangifte en dit uitstel is door de inspecteur verleend tot 1 mei 2013.
2.4. Belanghebbende heeft geen aangifte ingediend. De inspecteur heeft met dagtekening 10 januari 2015 de aanslagen ambtshalve opgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur terecht de verzoeken van belanghebbende om de aanslagen en de verzuimboete ambtshalve te verminderen heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de verzoeken van belanghebbende terecht afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Aanslagen
5. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende voor het jaar 2011 geen aangifte IB/PVV heeft ingediend terwijl zij daarvoor wel is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand. Dan staat vast dat de vereiste aangifte niet is gedaan en dat, op grond van artikel 27e, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard.
5.1. Nu sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast, moet de rechtbank beoordelen (i) of sprake is van een redelijke – niet willekeurige – schatting door de inspecteur, en, zo ja, (ii) of belanghebbende heeft doen blijken dat en in hoeverre het verzamelinkomen, zoals dat luidt na uitspraak op bezwaar, onjuist is.
5.2. De inspecteur heeft het behaalde ondernemingsresultaat berekend op € 181.960, zijnde € 231.960 aan netto-opbrengst van de (veiling)verkoop van asperges verminderd met € 50.000 aan loonkosten. De stakingswinst heeft de inspecteur berekend op € 86.600, bestaande uit de opbrengst van de executieveiling van de bedrijfsgebouwen van € 311.600 verminderd met een boekwaarde van € 225.000. Na aftrek van de zelfstandigenaftrek, stakingsaftrek en MKB-winstvrijstelling resulteert een belastbare winst van € 229.088. Verder heeft de inspecteur rekening gehouden met een bedrag aan inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking van € 3.186 en een bedrag van € 43.052 negatief in verband met terugbetaling van teveel ontvangen inkomsten uit vroegere dienstbetrekking. Daarmee komt het inkomen uit werk en woning op € 189.222.
5.3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur een redelijke schatting gemaakt door het inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) vast te stellen op € 125.134. Dit bedrag is gelet op wat onder 4.2 is overwogen niet te hoog.
5.4. Belanghebbende heeft gesteld dat de aanslagen naar te hoge bedragen zijn opgelegd. Volgens belanghebbende is niet voldoende rekening gehouden met gemaakte kosten, zoals verbouwingskosten en afschrijvingskosten. Zij heeft geen onderbouwing van deze kosten ingebracht. Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende er daarom niet in geslaagd om te doen blijken dat de aanslagen naar te hoge bedragen zijn vastgesteld. De inspecteur heeft derhalve terecht de verzoeken van belanghebbende om ambtshalve vermindering van de aanslagen afgewezen.
Verzuimboete
6. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2011 een verzuimboete opgelegd van € 984 wegens het niet (tijdig) doen van aangifte. Zoals reeds eerder vastgesteld is niet in geschil dat belanghebbende over 2011 geen aangifte IB/PVV heeft ingediend. De verzuimboete is dan terecht opgelegd. De hoogte van de opgelegde boete is bepaald conform het bepaalde in paragraaf 21, onderdeel 6a, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (tekst 2011). De rechtbank acht de boete tevens passend en geboden.
Conclusie en gevolgen
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslagen en de verzuimboete in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 9 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.