Uitvoeringstoets grens excessief lenen van € 500.000 naar € 700.000
Beslisnota bij aanbiedingsbrief 3e nota van wijziging wetsvoorstel excessief lenen bij eigen vennootschap
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Directie Directe Belastingen & Toeslagen
Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag
www.rijksoverheid.nl
Ons kenmerk
2022-0000062420
Uw brief (kenmerk)
Datum 24 maart 2022
Betreft Wetsvoorstel Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap (35 496)
Geachte voorzitter,
Op 1 oktober 2021 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer verzocht om de behandeling van het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap aan te houden. Het wetsvoorstel heeft betrekking op het vermogen in box 2, waardoor het wetsvoorstel in de ogen van het vorige kabinet moest worden bezien binnen de context van de bredere discussie over de fiscale behandeling van vermogen die mogelijk in de formatie zou worden gevoerd.
Door de beoogde overgang van het huidige box 3-stelsel naar een heffing op basis van werkelijk rendement worden de verschillen tussen box 2 en box 3 kleiner. Tegelijkertijd blijft de mogelijkheid bestaan om de heffing in box 2 uit te stellen door om fiscale redenen geen dividend te laten uitkeren en in plaats daarvan geld uit te lenen aan de aanmerkelijkbelanghouder. Het wetsvoorstel bestrijdt deze vorm van belastinguitstel. In het coalitieakkoord is afgesproken om dit wetsvoorstel in enigszins gewijzigde vorm voort te zetten, naar aanleiding waarvan ik u hierbij de derde nota van wijziging aanbied.
Ik verzoek u het wetsvoorstel aan te melden voor plenaire behandeling.
Hoogachtend,
de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,
Marnix L.A. van Rij
35 496 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Invorderingswet 1990 ter bestrijding van belastinguitstel en -afstel als gevolg van excessief lenen bij een eigen vennootschap (Wet excessief lenen bij eigen vennootschap)
DERDE NOTA VAN WIJZIGLNG
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd :
Artikel I wordt als volgt gewijzigd :
a. In de in onderdeel B voorgestelde artikelen 4.14a, tweede lid, 4.14b, eerste en tweede lid, en 4.14c, eerste lid, wordt “€ 500.000” vervangen door “€ 700.000”.
b. In onderdeel D wordt “Na artikel 10a.20 wordt een artikel ingevoegd” vervangen door “Aan hoofdstuk 10A wordt een artikel toegevoegd”.
TOELICHTING
Om het bovenmatige deel van een schuld van een aanmerkelijkbelanghouder bij zijn of haar eigen vennootschap te bepalen, geldt op grond van het wetsvoorstel een kwantitatieve grens die is vormgegeven als het zogenoemde maximumbedrag. Het maximumbedrag geldt op grond van het wetsvoorstel voor de aanmerkelijkbelanghouder en zijn partner gezamenlijk. In het coalitieakkoord is afgesproken dat het maximumgedrag wordt verhoogd van € 500.000 naar
€ 700.000. Dit wordt met deze nota van wijziging in het wetsvoorstel verwerkt. Wanneer het totaal aan schulden op de peildatum meer bedraagt dan het maximumbedrag (van € 700.000 of het bedrag dat resulteert na verhoging met een eerder in aanmerking genomen fictief regulier voordeel), dan wordt het meerdere als fictief regulier voordeel belast.
In de tweede nota van wijziging is het in artikel I, onderdeel D, voorgestelde artikel 10a.21 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) vernummerd tot artikel 10a.23. Per abuis is de aanduiding in artikel I, onderdeel D, van de plaats waar genoemd artikel 10a.23 in de Wet IB 2001 wordt ingevoegd niet overeenkomstig vernummerd. Deze omissie wordt met deze nota van wijziging hersteld.
De Staatssecretaris van Financien,