Direct naar content gaan

Samenvatting

De echtgenoot van X (belanghebbende) heeft van 14 juni 1972 tot en met 30 november 1995 in loondienst gewerkt bij bedrijf A, gevestigd in Ierland. Vanaf 1 december 1995 was hij in loondienst bij bedrijf B in Nederland. De echtgenoot is overleden op 7 januari 2016 voordat hij de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt.

X heeft in 2016 een uitkering van € 202.747 ontvangen van A. Dit bedrag is aan haar uitgekeerd op basis van het ‘Death Benefit Plan’, waaraan wijlen haar echtgenoot heeft deelgenomen. Op de uitkering is geen (Ierse) belasting ingehouden. X heeft de Ierse uitkering opgenomen in de aangifte IB/PVV 2016. Zij heeft verzocht om aftrek ter voorkoming van dubbele belasting maar de Inspecteur heeft de aftrek niet verleend.

X heeft beroep ingesteld.

Voor de beantwoording van de vraag of het ‘Death Benefit Plan’ kwalificeert als een pensioenregeling voor de Wet IB 2001 moet worden beoordeeld of de regeling volgens de Ierse belastingwetten als een pensioenregeling wordt beschouwd. Dat is volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant het geval.

Nu op de uitkering geen (Ierse) belasting is ingehouden, wordt deze op grond van artikel 3.82, onderdeel b, Wet IB 2001 tot het loon gerekend en behoort deze tot het belastbaar inkomen uit werk en woning. Naar het oordeel van de Rechtbank mag de Ierse uitkering, nu deze is betaald aan een inwoner van Nederland, op grond van artikel 17 Verdrag Nederland-Ierland worden belast in Nederland. Dat betekent dat de Inspecteur de aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 tot het juiste bedrag heeft vastgesteld.

Het beroep is alleen gegrond voor zover het ziet op een dwangsombeschikking.

Metadata

Rubriek(en)
Internationaal belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
21 april 2022
Rolnummer
20/8544
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:2116
NLF-nummer
NLF 2022/0935
Aflevering
12 mei 2022
bwbr0011353&artikel=3.82,bwbr0011353&artikel=3.82

Naar de bovenkant van de pagina