Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Bestuurder Y houdt alle aandelen in landbouwbedrijf X (bv; belanghebbende). Y heeft in het verleden zijn belang in een landbouwmaatschap fiscaal geruisloos ingebracht in X.

Y is in 2007 naar Portugal vertrokken, teneinde daar een melkveehouderij te beginnen in de vorm van een eenmanszaak. Hij is per 1 mei 2014 geremigreerd naar Nederland.

X heeft in 2007 (geldverstrekking 1) en 2001 (geldverstrekking 2) geldleningen verstrekt aan Y.

In geschil is of de Inspecteur terecht een hoger bedrag aan rentebaten in aanmerking heeft genomen ter zake van de verstrekte geldleningen. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de onderhavige geldleningen voorafgaand aan het onderhavige boekjaar (1 mei 2014 tot en met 30 april 2015) zijn verminderd doordat ter zake daarvan op de door X gestelde momenten winstuitdelingen (onttrekkingen) zijn te constateren.

Niet in geschil is dat de geldverstrekkingen ten tijde van de verstrekking daarvan civielrechtelijk als geldlening dienen te worden gekwalificeerd en dat noch op het moment van aangaan, noch op een later moment sprake is van zogenoemde onzakelijke leningen.

Wat betreft geldverstrekking 1 heeft X gesteld dat sprake is van een winstuitdeling op 30 april 2014, zijnde het moment van het besluit tot remigratie. Wat betreft geldverstrekking 2 heeft X drie momenten gesteld waarop (mogelijk) winstuitdelingen, telkens voor het gehele bedrag, zijn te constateren.

Naar het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden doen de door X gestelde te constateren winstuitdelingen zich eerst voor als (i) aannemelijk is dat de geldlening niet kan of zal worden afgelost, (ii) dit het gevolg is van handelen of nalaten van X ten gunste van haar aandeelhouder Y, en (iii) X en Y zich daarvan bewust waren of hadden moeten zijn. De bewijslast dat sprake is van een winstuitdeling rust in het onderhavige geval op X. Hij is hierin volgens het Hof voor beide geldleningen niet geslaagd. Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
1 mei 2014 t/m 30 april 2015
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
6 september 2022
Rolnummer
21/00499
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:7635
NLF-nummer
NLF 2022/1834
Aflevering
22 september 2022

Naar de bovenkant van de pagina