Direct naar content gaan

Samenvatting

In het Kerst-arrest (NLF 2022/0106, met noot van Dusarduijn) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat belastingheffing in box 3 op basis van een forfaitaire samenstelling van het vermogen in strijd is met het EVRM. Om die reden wordt, in lijn met de voor het rechtsherstel gekozen oplossing, in het onderhavige wetsvoorstel de belastingheffing gebaseerd op de werkelijke samenstelling van het vermogen. Het vermogen wordt hiertoe onderverdeeld in drie categorieën: banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Voor iedere vermogenscategorie geldt een afzonderlijk forfaitair rendementspercentage.

Voor het begrip banktegoeden wordt aangesloten bij het begrip deposito zoals gedefinieerd in de Wet op het financieel toezicht. Hiermee wordt een duidelijke afbakening van banktegoeden gegeven. Dit betekent dat alle box 3-bezittingen die niet vallen binnen de definitie van deposito en die geen schulden zijn als ‘overige bezittingen’ worden aangemerkt. Op een uitzondering na: contant geld wordt als de ‘fysieke evenknie’ van banktegoeden ook in de categorie banktegoeden opgenomen. Aangezien contant geld normaliter geen rendement oplevert, acht de regering het gerechtvaardigd om contant geld niet in de vermogenscategorie overige bezittingen, maar in die van banktegoeden op te nemen. Dat betekent dat voor contant geld met het (lage) forfaitaire rendementspercentage van banktegoeden wordt gerekend. Hiermee wordt de belastingplichtige tegemoetgekomen. In het onderhavige wetsvoorstel wordt daarmee afgeweken van het rechtsherstel.

Forfaitaire rendementspercentages

Na de verdeling van het vermogen over de drie vermogenscategorieën is de berekening van het inkomen vergelijkbaar met de huidige berekening in box 3. Voor elke vermogenscategorie wordt een eigen forfaitair rendementspercentage voorgesteld. Voor de vermogenscategorieën banktegoeden en schulden wordt hierbij zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij het werkelijk in dat jaar behaalde rendement. Het forfaitaire rendementspercentage voor banktegoeden wordt gebaseerd op het gemiddelde maandelijkse rentepercentage op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden van het lopende kalenderjaar, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank. Dit rendementspercentage wordt gebaseerd op de gegevens over de periode van januari tot en met november van het kalenderjaar, waarbij de maand november dubbel wordt geteld. Aangezien die gegevens pas na afloop van het kalenderjaar bekend zijn, kan het forfaitaire rendementspercentage voor banktegoeden pas na afloop van het kalenderjaar definitief worden vastgesteld. Door de rendementspercentages na afloop van het belastingjaar vast te stellen wordt het werkelijk in een kalenderjaar behaalde rendement zo goed mogelijk benaderd.

Inwerkingtreding

Het voorgestelde artikel II regelt dat deze wet met ingang van 1 januari 2023 in werking treedt.

Volg de ontwikkelingen rond dit wetsvoorstel in het parlementaire dossier op www.nlfiscaal.nl.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingplan 2023
Belastingtijdvak
1 januari 2023 e.v.
Instantie
MvF
Datum instantie
20 september 2022
Rolnummer
36 204
NLF-nummer
NLF 2022/1818
Aflevering
22 september 2022
bwbr0011353&artikel=5.1,bwbr0011353&artikel=5.1,bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.3,bwbr0011353&artikel=5.3

Naar de bovenkant van de pagina