Direct naar content gaan

Samenvatting

A-G IJzerman heeft conclusie genomen naar aanleiding van het beroep in cassatie van X (belanghebbende), tegen de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 12 juli 2016, 15/01535, ECLI:NL:GHARL:2016:5817.


Deze procedure maakt deel uit van een cluster van zeven verwante zaken waarin conclusie is genomen. Bij die conclusies behoort een gemeenschappelijke bijlage (ECLI:NL:PHR:2017:1081, NLF 2017/2783, met noot van Berns). Alle zaken hebben gemeen dat zij, op enigerlei wijze, zien op de vraag of bepaalde fysieke stukken of computerbestanden, zijn aan te merken als ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’.



In de onderhavige procedure speelt met name of de inhoud van een database van de Belastingdienst kan worden aangemerkt als een op de zaak betrekking hebbend stuk. Zo ja, dan rijst de vraag of dat beperkt is tot de in het bestand voorkomende gegevens van X, waarmee samenhangt of de Inspecteur zich mag beperken tot overlegging van slechts op X betrekking hebbende schermprints uit het bestand. Ook zijn er in casu aspecten van (tijdige) interne kennisneming van die database binnen de Belastingdienst, bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een navordering rechtvaardigend ‘nieuw feit’.


X heeft in 2007 als gastouder, van zijn zoon, inkomsten verkregen voor de opvang van zijn kleinkinderen. Hij heeft deze inkomsten niet aangegeven. De aanslag IB/PVV 2007 is conform de aangifte opgelegd. De Inspecteur heeft met dagtekening 2 april 2011 een navorderingsaanslag IB/PVV 2007 opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning met € 14.471 is verhoogd.


De Inspecteur ziet als het voor navordering vereiste nieuwe feit, als bedoeld in artikel 16, lid 1, AWR, dat de naam van X voorkomt in een intern aan de Inspecteur bekendgemaakt computerbestand. De aanslag is van 8 december 2009. Het bestand met gegevens van de gastouders is volgens de met de aanslagoplegging belaste Inspecteur aan hem bekendgemaakt op 24 september 2010.


Het Hof is, na verwijzing door de Hoge Raad, gekomen tot het oordeel dat het aannemelijk acht dat, zoals de Inspecteur heeft gesteld, hem voor het opleggen van de aanslag op 8 december 2009 niet bekend was of bekend had moeten zijn dat X inkomsten als gastouder had genoten. Overigens brengt volgens het Hof de omstandigheid dat een ander onderdeel van de Belastingdienst, te weten de Belastingdienst/Toeslagen hiervan op de hoogte was of had kunnen zijn niet mee dat de Inspecteur bij het opleggen van de aanslag een ambtelijk verzuim heeft begaan. Volgens het Hof vormde de in dit bestand opgenomen informatie met betrekking tot de inkomsten als gastouder van X, voor de Inspecteur een nieuw feit, in de zin van artikel 16, lid 1, AWR.


Tegen die Hofuitspraak komt X thans op in deze (tweede) cassatieprocedure, onder aanvoering van vier klachten. De conclusie strekt ertoe dat het beroep in cassatie van X gegrond dient te worden verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Instantie
A-G
Datum instantie
25 september 2017
Rolnummer
16/04237
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:977
NLF-nummer
NLF 2017/2786
Aflevering
30 november 2017
bwbr0005537&artikel=7:4&lid=2,bwbr0002320&artikel=16&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina