Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Op 1 januari 1998 bestond 10% van het vermogen van een inwoner van Duitsland uit in Nederland gelegen vastgoed. Hij werd daarvoor als buitenlands belastingplichtige in Nederland met VB belast zonder dat hem een belastingvrije som werd gegund. Ofschoon het vermogen van de Duitser niet voor 90% in Nederland was gelegen wenste hij toch in aanmerking te komen voor dezelfde belastingvrije som die binnenlands belastingplichtigen genoten. Hij had daarvoor twee argumenten. Het eerste was dat Duitsland in het geheel geen VB kende en hij als gevolg daarvan nergens een belasting vrije som genoot en de tweede was dat inwoners van België die in Nederland buitenlands belastingplichtig waren ingevolge het Verdrag ter voorkoming van dubbele belasting wel de belastingvrije som genoten. Het Hof wijst die argumenten van de hand. Nederland behoefde aan een inwoner van een andere lidstaat die zijn vermogen voor het grootste deel in zijn woonland bezat niet op grond van de artikelen 56 en 58 EG de aftrek van de belastingvrije som te verlenen die aan de binnenlands belastingplichtigen toekwam. Deze artikelen verzetten zich er ook niet tegen dat een regel van het Verdrag met België niet wordt uitgebreid tot inwoners van andere lidstaten.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
1998
Instantie
HvJ
Datum instantie
5 juli 2005
Rolnummer
C-376/03
ECLI
ECLI:EU:C:2005:424

Naar de bovenkant van de pagina