Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De Poolse vennootschap W. sp. z o.o. (hierna: W) factureerde in 2017 en 2018 leveringen van appels aan A.E. LP (hierna: AE), gevestigd in het VK en geregistreerd voor btw in Letland, als intracommunautaire leveringen (hierna: ICL) met een btw-tarief van 0%. De leveringen vonden plaats onder Ex Works (EXW)-voorwaarden, waarbij het vervoer door AE werd georganiseerd. Volgens de CMR-vrachtbrieven (documenten die bewijzen dat er een overeenkomst is tussen de verzender en de vervoerder voor het transport van goederen) werden de goederen van Polen naar Litouwen vervoerd. Echter, de Poolse belastingautoriteiten stelden vast dat de goederen door AE buiten de EU (naar Belarus) waren uitgevoerd, gebaseerd op douaneaangiften (IE-599-meldingen, elektronische meldingen die worden gebruikt in het douaneproces).

De Poolse belastingautoriteiten oordeelden dat de goederen niet intracommunautair naar Litouwen waren vervoerd, maar rechtstreeks vanuit Polen naar Belarus, waarmee de ICL-status ongeldig werd. AE werd door Britse en Letse belastingautoriteiten aangemerkt als ongrijpbaar en onbetrouwbaar, ondanks dat Letland aangiften had ontvangen van intracommunautaire verwervingen en uitvoer naar derde landen.

De belastingautoriteiten verweten W een gebrek aan adequate verificatie van de bestemming van de goederen. W baseerde zich slechts op formele bevestigingen zoals handtekeningen van chauffeurs en stempels op CMR-documenten. Hierdoor kwalificeerden de leveringen als binnenlandse leveringen in Polen, belast tegen 5% btw. De opgegeven ICL-transacties werden niet erkend, en de belastingautoriteiten legden een btw-sanctie van 30% op, gebaseerd op het verschil tussen opgegeven en verschuldigde belastingbedragen.

Hoewel geen bewijs van belastingfraude of misbruik werd vastgesteld, waren de onjuiste leveringsaangiften en ontoereikende verificatie doorslaggevend voor de correctie en sanctie.

De Wojewódzki Sąd Administracyjny w Warszawie (Polen) heeft aan het HvJ prejudiciële vragen gesteld om verduidelijking te krijgen over de interpretatie van artikel 146, lid 1, onderdeel b, Btw-richtlijn met betrekking tot de btw-behandeling van een levering waarbij goederen door de afnemer niet naar een andere lidstaat, maar buiten het grondgebied van de Europese Unie zijn uitgevoerd. De twijfel bij de verwijzende rechter draait om de vraag of de levering moet worden aangemerkt als een binnenlandse levering, waarop een btw-tarief van 5% van toepassing is, of als een (indirecte) uitvoerlevering die in aanmerking komt voor het 0%-tarief.

De verwijzende rechter zoekt bij het HvJ helderheid over:

  • Het onderscheid tussen een binnenlandse levering en een uitvoerlevering: Wat maakt dat een levering als het een of het ander wordt geclassificeerd?
  • Het relevante criterium: Op basis van welke maatstaf kan worden bepaald of een levering moet worden gezien als een uitvoerlevering of een binnenlandse levering?

Deze vragen zijn cruciaal om te bepalen welk btw-tarief van toepassing is en hoe de levering fiscaal moet worden behandeld, gezien de gevolgen voor de leverancier en de geldende belastingregels.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2017-2018
Instantie
HvJ
Datum instantie
6 november 2024
Rolnummer
C-602/24
NLF-nummer
NLF 2025/0013
Aflevering
7 januari 2025
bwbv0001506&artikel=267,bwbv0001506&artikel=267,celex32006l0112&artikel=146,celex32006l0112&artikel=146

Naar de bovenkant van de pagina