Aanslag forensenbelasting ten onrechte opgelegd voor vakantiewoning in Veere
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 8 augustus 2024
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten
- Jurisprudentie(70)
- Commentaar NLFiscaal
- Literatuur
- Recent(10)
Samenvatting
X (belanghebbende) is eigenaar van een vakantiewoning in de gemeente Veere, die hij verhuurt via een bemiddelingsbedrijf. Voor 2021 werd een aanslag forensenbelasting van € 385,51 opgelegd, maar volgens X is hij geen forensenbelasting verschuldigd omdat deze woning in 2021 niet meer dan negentig dagen voor eigen gebruik beschikbaar was.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt met X dat hij de woning minder dan negentig dagen beschikbaar heeft gehouden voor zichzelf of zijn gezin. Dit oordeel is mede gebaseerd op een verhuurbemiddelingsovereenkomst waarin het eigen gebruik tot negentig dagen wordt beperkt.
Verder acht de Rechtbank de verklaring van X dat hij de woning slechts twee keer had bezocht voor onderhoud en niet had gebruikt voor verblijf, geloofwaardig.
Het beroep is gegrond. De aanslag wordt vernietigd.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 augustus 2024 in de zaak tussen
belanghebbende, uit plaats 1, belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de Samenwerking Belastingen Walcheren en Schouwen-Duiveland (gemeente Veere), de heffingsambtenaar.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 15 december 2022 die gaat over de aan belanghebbende opgelegde aanslag forensenbelasting over het jaar 2021.
1.1. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2021 een aanslag forensenbelasting met [aanslagnummer] opgelegd.
1.2. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende afgewezen.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en [naam] , namens de heffingsambtenaar.
1.4. De rechtbank heeft aan het einde van de zitting de behandeling geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat om belanghebbende in de gelegenheid te stellen nadere stukken in te dienen en de inspecteur hierop schriftelijk te laten reageren. Partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
1.5. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en een uitspraak aangekondigd.
Feiten
2. Belanghebbende is eigenaar van de vakantiewoning aan de [adres] te [plaats 2] , gemeente Veere (hierna: de vakantiewoning). Hij heeft zijn hoofdverblijf buiten de gemeente Veere.
2.1. Belanghebbende verhuurt de vakantiewoning door tussenkomst van [B.V.] (hierna: [B.V.] ) aan derden.
2.2. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag forensenbelasting opgelegd over het jaar 2021 van € 385,51.
Beoordeling door de rechtbank
3. Tussen partijen is in geschil of de heffingsambtenaar de aanslag forensenbelasting over het jaar 2021 terecht aan belanghebbende heeft opgelegd. Meer specifiek gaat de rechtbank in op de vraag of belanghebbende in het jaar 2021 de (gemeubileerde) vakantiewoning meer dan 90 dagen beschikbaar heeft gehouden voor zichzelf of zijn gezin.
4. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende en heeft belanghebbende de vakantiewoning minder dan 90 dagen beschikbaar gehouden voor zichzelf of zijn gezin. Als gevolg hiervan is de aanslag forensenbelasting 2021 onterecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader van de rechtbank
5. De forensenbelasting dient ertoe om mensen die relatief veel in een gemeente verblijven, maar geen ingezetene zijn van deze gemeente, mee te laten betalen aan voorzieningen in die gemeente. In de regelgeving van de gemeente Veere staat dat forensenbelasting wordt geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
5.1. Er geldt wel een uitzondering. Er mag geen aanslag forensenbelasting worden opgelegd aan een eigenaar die zijn woning (vrijwel) het gehele jaar aan een derde ter beschikking stelt voor verhuur (a) als die eigenaar in het geheel geen gebruik maakte van zijn woning, anders dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken (de a-grond), of (b) als de som van het aantal dagen van eigen gebruik en van het aantal dagen waarop de woning niet werd gebruikt, maar waarop deze moet worden geacht door die eigenaar beschikbaar te zijn gehouden voor zich of zijn gezin, niet meer dan 90 is (de b-grond).
5.2. Volgens vaste rechtspraak moet voor het begrip ‘beschikbaar houden’ het volgende worden aangenomen. Indien een gemeubileerde woning is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, wordt die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten.
5.3. Enerzijds betekent het voorgaande dat een woning in beginsel beschikbaar is voor de eigenaar en zijn gezin op de dagen dat de woning niet is verhuurd aan derden, ook al maakt de eigenaar en zijn gezin op die dagen geen gebruik van de woning. En anderzijds dat als het eigen gebruik van de eigenaar in een verhuurovereenkomst is gemaximeerd op 90 dagen per jaar en ook feitelijk niet meer dan 90 dagen van de woning door de eigenaar gebruik is gemaakt in dat jaar, dat de woning dan niet voor meer dan 90 dagen aan de eigenaar ter beschikking staat in dat jaar.
Standpunten van partijen
5.4. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij de vakantiewoning in het onderhavige jaar niet voor meer dan 90 dagen voor zichzelf of zijn gezin beschikbaar heeft gehouden. Ter onderbouwing van zijn standpunt wijst belanghebbende allereerst op de door hem met [B.V.] gesloten verhuurbemiddelingsovereenkomst waarin met [B.V.] is overeengekomen dat hij de vakantiewoning maximaal 90 dagen per jaar zal blokkeren voor eigen gebruik. Verder voert belanghebbende aan dat hij in 2021 in de vakantiewoning geen enkele nacht heeft doorgebracht. De vakantiewoning is door hem in 2021 slechts tweemaal bezocht voor onderhoud en inventarisatie. [B.V.] heeft dat ook bevestigd. Zij hebben namelijk op schrift gesteld dat zij de vakantiewoning in 2021 ook daadwerkelijk het hele jaar ter beschikking hebben gehad onder aftrek van die 90 dagen, aldus belanghebbende. Belanghebbende heeft daarnaast een overzicht overgelegd van de verhuur van de recreatiewoning in 2021 (bijlage 3 bij zijn brief van 18 april 2024).
5.5. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat belanghebbende de vakantiewoning meer dan 90 dagen voor zichzelf of zijn gezin beschikbaar heeft gehouden. Belanghebbende heeft allereerst niet aangetoond dat hij een rechtsgeldige overeenkomst met [B.V.] had gesloten waarin een maximering van zijn gebruik van de vakantiewoning was opgenomen. Belanghebbende heeft namelijk nagelaten de ondertekende verhuurbemiddelingsovereenkomst volledig te overleggen. Daarnaast heeft belanghebbende ook niet aangetoond dat hij zich aan die overeenkomst heeft gehouden. In de periode waarin de vakantiewoning leeg stond omdat deze niet werd verhuurd, was deze dus beschikbaar voor belanghebbende of zijn gezin. Omdat dat meer dan 90 dagen was, is de aanslag terecht opgelegd, aldus de heffingsambtenaar.
Is de aanslag forensenbelasting terecht opgelegd?
5.6. De vraag die bij de rechtbank voorligt is, of belanghebbende de vakantiewoning meer dan 90 dagen voor zichzelf of zijn gezin beschikbaar heeft gehouden in de zin van de Verordening.
5.7. De rechtbank is allereerst van oordeel dat, anders dan de heffingsambtenaar betoogt, tussen [B.V.] en belanghebbende een rechtsgeldige verhuurbemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen. Belanghebbende heeft namelijk in de stukkenwisseling na de zitting een complete verhuurbemiddelingsovereenkomst overlegd waaruit blijkt dat hij de vakantiewoning maximaal 90 dagen per jaar zal blokkeren voor eigen gebruik. Daarnaast heeft hij een emailbericht van [B.V.] overgelegd waarin het bestaan van deze afspraak wordt bevestigd.
5.8. Tevens is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende feitelijk minder dan 90 dagen gebruik heeft gemaakt van de vakantiewoning. De rechtbank volgt belanghebbende in zijn standpunt dat hij de vakantiewoning enkel tweemaal bezocht heeft om voor verhuur gereed te maken. De rechtbank acht die verklaring van belanghebbende geloofwaardig. Gelet op die verklaring en de andere hiervoor geschetste omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de woning feitelijk voor minder dan 90 dagen in 2021 gebruikt is en de verhuurbemiddelingsovereenkomst is nageleefd. Het belastbare feit als bedoeld in de Verordening heeft zich dus niet voorgedaan in het jaar 2021. De aanslag forensenbelasting is derhalve ten onrechte opgelegd.
Samenloop toeristenbelasting én forensenbelasting
5.9. Belanghebbende voert tot slot nog aan dat ten onrechte toeristenbelasting én forensenbelasting wordt geheven voor zijn vakantiewoning. Omdat de aanslag forensenbelasting reeds wordt vernietigd, behoeft dit standpunt geen bespreking meer.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat de uitspraak op bezwaar en de aanslag forensenbelasting zullen worden vernietigd.
6.1. Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Belanghebbende krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen.
6.2. De aan belanghebbende te vergoeden proceskosten stelt de rechtbank vast op € 52,50. Dat bedrag bestaat uit de reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van de zitting, berekend op basis van openbaar vervoer tweede klas conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. Verder zijn er geen kosten gesteld die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de aanslag forensenbelasting;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 52,50 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Panah, griffier, op 8 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.