Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(1)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent(1)

Samenvatting

X (belanghebbende) is huurder van een woning. Hij heeft een op zijn naam gesteld aanslagbiljet gemeentelijke belastingen ontvangen waarop tevens de beschikking inzake de waarde van de woning voor het jaar 2022 is bekendgemaakt. Het tegen de beschikking gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard.

Het beroep van X is door Rechtbank Den Haag met toepassing van artikel 8:69a Awb ongegrond verklaard.

Uit het arrest van de Hoge Raad van 8 maart 2024 (22/04590, ECLI:NL:HR:2024:238, NLF 2024/0799, met noot van Bergman) volgt dat X terecht opkomt tegen het oordeel van de Rechtbank dat het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a Awb in de weg staat aan een beoordeling van de vastgestelde waarde van de woning. Dit baat X niet, nu hij door een wijziging van de vastgestelde waarde niet in een gunstiger positie kan komen. Een mogelijk financieel belang in de toekomst is niet concreet genoeg, oordeelt Hof Den Haag.

De Heffingsambtenaar had het bezwaar niet-ontvankelijk in plaats van ongegrond moeten verklaren. Dit leidt echter niet tot een gegrondverklaring van het hoger beroep, omdat het X niet in een betere positie kan brengen.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2022
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
16 oktober 2024
Rolnummer
23/1189
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:2108
NLF-nummer
NLF 2024/2704
Aflevering
3 december 2024
bwbr0005537&artikel=8:69a,bwbr0005537&artikel=8:69a

Naar de bovenkant van de pagina