Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak is in geschil of de verkrijging van 261 zendmasten is vrijgesteld van overdrachtsbelasting op grond van de splitsingsvrijstelling als bedoeld in artikel 15, lid 1, onderdeel h, Wet BRV.

De zendmasten (inclusief rechten, verplichtingen en contracten) zijn door A (bv) afgesplitst naar vier nieuw opgerichte dochtervennootschappen. Op dezelfde dag als de afsplitsing zijn de aandelen in deze dochtervennootschappen vervreemd aan X (bv; belanghebbende), die op dat moment niet met A of de dochtervennootschappen verbonden was als bedoeld in artikel 10a Wet VpB 1969. De splitsing wordt daarom geacht in overwegende mate te zijn gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing, tenzij X aannemelijk maakt dat aan de afsplitsing zakelijke overwegingen ten grondslag liggen.

Dat het einddoel van de splitsing zakelijk was, is niet in geschil. Dit betekent dat slechts de (on)zakelijkheid van de gekozen route moet worden beoordeeld.

Naar het oordeel van Hof Den Haag is X met hetgeen zij heeft aangevoerd in haar bewijslast geslaagd. Het Hof ziet de bedrijfseconomische en civielrechtelijke voordelen van de gekozen route. Gelet hierop is er geen reden om aan te nemen dat het verkrijgen van een belastingvoordeel de overwegende bedoeling is geweest van partijen. Ook het feit dat X pas geruime tijd na de verkrijging een beroep heeft gedaan op de splitsingsvrijstelling ondersteunt haar stelling dat deze vrijstelling niet van doorslaggevende aard is geweest bij de keuze voor de splitsingsfaciliteit.

De naheffingsaanslag overdrachtsbelasting ten bedrage van € 4.453.329 wordt vernietigd.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
2012
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
26 april 2023
Rolnummer
22/00309
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:860
NLF-nummer
NLF 2023/1278
Aflevering
8 juni 2023
bwbr0002672&artikel=14a&lid=6,bwbr0002740&artikel=15&lid=1,bwbr0002770&artikel=5c&lid=1,bwbr0002740&artikel=15&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina