Direct naar content gaan

Samenvatting

Op basis van bevindingen van de FIOD heeft de Inspecteur bij de aanslagregeling IB/PVV 2009, 2010 en 2011 van X (belanghebbende) telkens € 75.000 als winstaandeel in aanmerking genomen ter zake van de handel in merkvervalste goederen. De Inspecteur heeft voor de jaren 2009 en 2011 de bepaling van de aftrekuitsluiting van artikel 3.14, lid 1, aanhef en onderdeel d, Wet IB 2001 (hierna: de aftrekuitsluiting) toegepast. X was ten tijde van de oplegging van die (navorderings)aanslagen onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld.

Bij Hof Arnhem-Leeuwarden was onder meer in geschil of de aftrekuitsluiting een ontoelaatbare dubbele bestraffing met zich brengt. Dat is volgens het Hof niet het geval. Geschillen over de belastingheffing vallen volgens het Hof buiten het bereik van artikel 6 EVRM. Bovendien is volgens het Hof geen sprake van een dubbele bestraffing omdat artikel 3.14, lid 1, aanhef en onderdeel d, Wet IB 2001 geen punitief karakter heeft. X heeft cassatieberoep ingesteld.

Belastingheffing vormt als regel niet een strafoplegging, overweegt de Hoge Raad. Een heffing van belasting kan onder het bereik van artikel 6 EVRM vallen wanneer deze heffing een ‘criminal charge’ vormt in de zin van die bepaling. Anders dan het Hof heeft aangenomen, is wat het EVRM betreft, het ne-bis-in-idembeginsel uitsluitend neergelegd in artikel 4, lid 1, Zevende Protocol bij het EVRM en niet in artikel 6 EVRM. Ook voor toepassing van artikel 4, lid 1, Zevende Protocol bij het EVRM moet het echter gaan om een criminal charge als hiervoor bedoeld.

De Hoge Raad komt tot het oordeel dat de aftreksluiting zozeer een niet-punitieve strekking heeft dat in dit verband niet kan worden gesproken van een criminal charge in de zin van artikel 6 EVRM. Het oordeel van het Hof dat de aftrekuitsluiting geen punitief karakter heeft en dat de onderhavige belastingaanslagen daarom in zoverre niet onder het bereik van artikel 6 EVRM vallen, is daarom juist.

De Hoge Raad merkt nog op dat als gevolg van de aftrekuitsluiting belastingheffing plaatsvindt over de bruto-omzet uit het desbetreffende misdrijf. Niet is uitgesloten dat de belastingplichtige daardoor met een individuele en buitensporige last in de zin van artikel 1 EP wordt geconfronteerd. X heeft geen beroep op artikel 1 EP gedaan.

Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.

Conform eindconclusie A-G Niessen (NLF 2019/2300, met noot van Nuyens).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2009-2011
Instantie
HR
Datum instantie
17 december 2020
Rolnummer
19/00014
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:2048
Auteur(s)
Angelique Perdaems
Hertoghs advocaten
NLF-nummer
NLF 2021/0114
Aflevering
14 januari 2021
Judoreg
NFB4049
bwbr0005537&artikel=5:40&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.14&lid=1,bwbv0001000&artikel=6,bwbv0001001&artikel=1,bwbr0011353&artikel=3.14&lid=1,bwbv0001000&artikel=6,bwbv0001001&artikel=1

Naar de bovenkant van de pagina