Direct naar content gaan

Samenvatting

De gemeente Den Bosch is in 2000 begonnen met de realisatie van een nieuw stadskantoor. De eerste ingebruikneming daarvan heeft plaatsgevonden op 1 april 2003.
De gemeente heeft de bouw van de onroerende zaak geheel uitbesteed aan derden. In het tijdvak juli 2002 hebben deze derden facturen aan de gemeente uitgereikt voor een totaalbedrag van 1.803.787 euro. De in deze facturen begrepen omzetbelasting bedraagt 287.999 euro. De onroerende zaak was van meet af aan bestemd om voor 94% te worden gebruikt voor handelingen die de gemeente verricht in haar hoedanigheid van overheid, voor 5% ten behoeve van met btw belaste (ondernemers)prestaties van de gemeente en voor 1% voor van btw vrijgestelde (ondernemers)handelingen.
De gemeente claimt volledige aftrek van de in rekening gebrachte omzetbelasting. Zij voert hiertoe aan dat het gebouw een goed is dat is vervaardigd in het kader van haar bedrijf in de zin van artikel 3, lid 1, sub h, van de Wet OB, dat overeenstemt met artikel 5, lid 7, sub a, van de Zesde richtlijn.
Hof Den Bosch hield het op een aftrek over 6%. Volgens het Hof heeft de gemeente het betrokken gebouw voor bedrijfsdoeleinden bestemd in de zin van artikel 3, lid 1, sub h, van de Wet OB, maar uitsluitend voor de activiteiten van de gemeente als btw-plichtige, namelijk 6 % van de totale bestemming van het gebouw. De overige 94 % heeft een bestemming voor de activiteiten van de gemeente als overheid, die als zodanig niet onder de Wet OB of de Zesde richtlijn vallen.
De Hoge Raad heeft hierover prejudiciƫle vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie.
Het Europese Hof van Justitie oordeelt dat artikel 5, lid 7, sub a van de Zesde richtlijn van toepassing is in een situatie als de onderhavige. Het latere gebruik van het gebouw voor de activiteiten van de gemeente kan echter slechts recht geven op aftrek van voorbelasting die is voldaan ten behoeve van de bestemming als in die bepaling bedoeld, voor dat deel dat overeenstemt met het gebruik voor doeleinden van belastbare handelingen. Dit volgt uit artikelĀ 17, lidĀ 5, van de Zesde richtlijn.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2002
Instantie
HvJ
Datum instantie
10 september 2014
Rolnummer
C-92/13
ECLI
ECLI:EU:C:2014:2188
bwbr0002629&artikel=7&lid=3,bwbr0002629&artikel=15&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina