Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Stichting X (belanghebbende) is op 1 januari 2020 enig-eigenaar van meer dan 50 huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2 Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (Wmw). Daarnaast heeft X op 1 januari 2020 huurwoningen in mede-eigendom. De huurwoningen zijn opgenomen in de aangifte verhuurderheffing van X over het jaar 2020.

X heeft beroep (ongegrond) en hoger beroep ingesteld inzake de verhuurderheffing 2020.

Tussen partijen is in geschil of aan de Wet van 8 juli 2020 tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (reparatie verhuurderheffing bij gedeeld genot huurwoningen; de reparatiewet) terugwerkende kracht mocht worden toegekend.

Hof Den Haag verwerpt het standpunt van X dat de reparatiewet en de daaraan verbonden terugwerkende kracht voor het heffingsjaar 2020 in strijd is met artikel 1 EP. Volgens het Hof was de verhuurderheffing ook in voldoende mate te voorzien op het moment waarop het belastbare feit plaatsvond. Voorts is ten aanzien van X geen sprake van een individuele en buitensporige last. De reparatiewet behelst in feite namelijk de beëindiging van een niet door de wetgever beoogd fiscaal privilege voor de mede-eigenaar dat is ontstaan als gevolg van de discriminatoire toerekeningssystematiek van artikel 1.3 Wmw en het arrest van de Hoge Raad van 8 juni 2018 (16/04098, ECLI:NL:HR:2018:846). Daarbij geldt dat de verhuurderheffing die X vanwege de terugwerkende kracht van de reparatiewet over de huurwoningen in mede-eigendom verschuldigd is geworden relatief beperkt is.

Het hoger beroep is ongegrond.

Zie ook de idem-zaak met nummer 23/174 (NLF 2024/2491).

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
17 juli 2024
Rolnummer
23/201
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:1585
Auteur(s)
mr. A.J.C. Perdaems
Hertoghs advocaten
NLF-nummer
NLF 2024/2454
Aflevering
5 november 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6642
bwbr0034553&artikel=1.2,bwbr0034553&artikel=1.2

Naar de bovenkant van de pagina