Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Aan X is een navorderingsaanslag en boete opgelegd in verband met het zogenoemde project Bank Zonder Naam.
X heeft steeds ontkend houder te zijn van een buitenlandse bankrekening die volgens de Inspecteur (mede) op zijn naam stond, en heeft geweigerd informatie te verstrekken waarom de Inspecteur op de voet van artikel 47 AWR heeft verzocht.
Bij het berekenen van de ontwikkeling van het saldo van voormelde bankrekening is de Inspecteur uitgegaan van een jaarlijkse groei met een enkelvoudig percentage van 23,5.
Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de navorderingsaanslag en de daarbij opgelegde boete moeten worden verminderd.
Voorts heeft het Hof geoordeeld dat X steeds heeft ontkend en geweigerd de gevraagde informatie te verstrekken, waardoor de schending van artikel 47 AWR reeds voorafgaande aan het opleggen van de navorderingsaanslag is voltooid en omkering en verzwaring van de bewijslast in de bezwaarfase dus vaststaat.
Daarin brengt artikel 52a AWR volgens het Hof geen verandering omdat de Inspecteur noch in de bezwaarfase, noch na de datum van inwerkingtreding van artikel 52a AWR (1 juli 2011) X opnieuw heeft gevraagd inlichtingen te verstrekken.
Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond.
De Staatssecretaris heeft cassatieberoep ingesteld tegen het oordeel van het Hof dat de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat het percentage van 23,5 is gebaseerd op een redelijke schatting.
De Hoge Raad verklaart dit gegrond.
Het Hof heeft miskend dat indien, zoals in het onderhavige geval, de zogenoemde omkering van de bewijslast moet worden toegepast, aan de door de Inspecteur gemaakte schatting slechts de eis kan worden gesteld dat deze redelijk, niet naar willekeur, is vastgesteld.
De omstandigheid dat de bewijslast is omgekeerd brengt mee dat de Inspecteur kon volstaan met een op gemiddelde gegevens gebaseerde schatting tenzij de belanghebbende doet blijken dat hij zich in een wezenlijk andere positie heeft bevonden dan de (andere) achterhaalde rekeninghouders, en het door hem aangehouden tegoed daarom ook niet hetzelfde verloop te zien kan hebben gegeven.
De zaak is op dit punt verwezen naar Hof Den Bosch.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2002
Instantie
HR
Datum instantie
12 november 2015
Rolnummer
14/01744
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:3291

Naar de bovenkant van de pagina