Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in zijn aangifte IB/PVV 2019 een nihilinkomen van het Pensioenfonds Metaal en Techniek (PMT) aangegeven, zonder inhouding van loonheffing, en een inkomen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van € 7.000 met een inhouding van € 500.000. Ook heeft hij een aftrek van € 5.000 aan lijfrentepremies voor zijn (klein)kinderen aangegeven.

De Inspecteur heeft op basis van informatie van PMT en de SVB een pensioenuitkering van € 8.404 en een AOW-uitkering van € 11.934 zonder loonheffingen vastgesteld. De aftrek van lijfrentepremies is gecorrigeerd wegens ontbrekende bewijsstukken.

Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat de aanslag niet te hoog is vastgesteld. Het gaat in casu om een ouderdomspensioen en een AOW-uitkering. Op dergelijke inkomsten is hoe dan ook geen vrijstelling van inkomstenbelasting van toepassing. Aangezien geen inhouding van loonheffing heeft plaatsgevonden is evenmin ruimte voor verrekening daarvan. Verder heeft X geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij terecht premies lijfrente in aftrek heeft gebracht.

Hof Den Haag bevestigt in hoger beroep de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep van X ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
29 augustus 2024
Rolnummer
23/961
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:1533
NLF-nummer
NLF 2024/2356
Aflevering
22 oktober 2024

Naar de bovenkant van de pagina