Direct naar content gaan

Samenvatting

X beheert en belegt tegen een vergoeding het vermogen van Pensioenfonds A.
De activiteiten van X worden aangemerkt als beheer in de zin van artikel 11, lid 1, onderdeel i, sub 3°, Wet OB 1968 en artikel 135, lid 1, onder g, Btw‑richtlijn (hierna: de vrijstelling).
Toepassing van de vrijstelling hangt af van de hoedanigheid van de instelling wiens vermogen wordt beheerd.
Hof Den Haag heeft geoordeeld dat Pensioenfonds A – om wiens vermogen het gaat – geen gemeenschappelijk beleggingsfonds is, zodat de door X verrichte vermogensbeheerdiensten niet in de vrijstelling delen.
X heeft daarop cassatieberoep ingesteld.
De vraag of een pensioenfonds kan worden beschouwd als gemeenschappelijk beleggingsfonds is in Nederland al geruime tijd onderwerp van discussie.
Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat het neutraliteitsbeginsel met zich brengt dat ook het beheer van een pensioenfonds kan delen in de vrijstelling, indien het pensioenfonds in concurrentie treedt met fondsen die ‘Instellingen voor Collectieve Belegging in Effecten’ (icbe’s) zijn (ATP PensionService A/S, 13 maart 2014, C‑464/12).
Pensioenfonds A treedt volgens A-G Ettema in concurrentie met icbe’s.
Dit leidt ertoe dat voldoende ruimte bestaat om Pensioenfonds A als gemeenschappelijk beleggingsfonds in de zin van de vrijstelling aan te merken, aldus de A-G.
Conclusie: het cassatieberoep is gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1 juli 2009 - 31 juli 2009
Instantie
A-G
Datum instantie
22 februari 2016
Rolnummer
15/00148
ECLI
ECLI:NL:PHR:2016:91
bwbr0002629&artikel=11&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina