Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten(1)
- Jurisprudentie(169)
- Commentaar NLFiscaal(7)
- Literatuur(14)
- Recent(8)
- Annotatie wetsgeschiedenis NLFiscaal(2)
Samenvatting
In deze strafzaak acht Rechtbank Rotterdam bewezen dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het door een rechtspersoon begaan van onjuist en niet indienen van aangiften omzetbelasting in een periode van ruim zes jaar. Het benadelingsbedrag is € 900.000.
De Rechtbank legt haar een taakstraf op van 480 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met een proeftijd van twee jaar.
De Rechtbank legt geen gevangenisstraf op vanwege uitzonderlijke omstandigheden. De oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf brengt het voortbestaan van de onderneming, en daarmee ook het betalen van de schulden aan de Belastingdienst en van de aan deze medeverdachte opgelegde hoge geldboete, in gevaar. Daarnaast is niet gebleken van persoonlijke verrijking en is gebleken dat de werkwijze binnen de onderneming is verbeterd. Daar komt nog bij dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf grote gevolgen heeft voor het gezin van de verdachte en haar echtgenoot, in het bijzonder voor de zorg van hun minderjarige kind.
BRON
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
verdachte, geboren te geboorteplaats (geboorteland) op geboortedatum 1971, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres adres te (postcode) ' woonplaats, raadsman mr. D. Bektesevic, advocaat te Amsterdam.
1. Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2025.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3. Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. T. Lucas heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het onder 1 (met uitzondering van de ten laste gelegde onjuiste of onvolledige aangifte over het derde kwartaal 2018) en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
4. Waardering van het bewijs 4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Daarbij overweegt de rechtbank dat het doen van aangiften omzetbelasting behoort tot de normale bedrijfsvoering van [medeverdachte rechtspersoon] . (hierna: [medeverdachte rechtspersoon] ) en dat de gedragingen en het opzet van haar vertegenwoordigers, waaronder de verdachte, in redelijkheid kunnen worden toegerekend aan deze rechtspersoon. De verdachte heeft aan de gedragingen van [medeverdachte rechtspersoon] feitelijke leiding gegeven. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2. Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
[medeverdachte rechtspersoon] .
in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 juli 2022 in Nederland
telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen onjuistheeft gedaan, te weten digitale aangiften voor de omzetbelasting ten name van [medeverdachte rechtspersoon] . betreffende de aangifte tijdvakken;
- Eerste kwartaal 2017
- Tweede kwartaal 2017
- Derde kwartaal 2017
- Vierde kwartaal 2017
- Eerste kwartaal 2018
- Tweede kwartaal 2018
- Vierde kwartaal 2018
- Eerste kwartaal 2019
- Tweede kwartaal 2019
- Eerste kwartaal 2020
- Vierde kwartaal 2021
- Eerste kwartaal 2022
- Tweede kwartaal 2022
immers heeft verdachte telkens opzettelijk opde bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over genoemde aangiftetijdvakken een te laag belastbaar bedrag opgegeven, terwijl dat feit telkens er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke bovenomschreven verboden
gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
[medeverdachte rechtspersoon] .
in de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 januari 2023 in Nederland,
telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangiften voor de
omzetbelasting ten name van [medeverdachte rechtspersoon] . betreffende de aangiftetijdvakken;
- Derde kwartaal 2019
- Vierde kwartaal 2019
- Tweede kwartaal 2020
- Derde kwartaal 2020
- Vierde kwartaal 2020
- Eerste kwartaal 2021
- Tweede kwartaal 2021
- Derde kwartaal 2021
- Derde kwartaal 2022
- Vierde kwartaal 2022
nietheeft gedaan, terwijl dat feit telkens ertoe strekte
dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke bovenomschreven verboden
gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op:
1. opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl zij feitelijke leiding heeft gegeven aan die gedraging, meermalen gepleegd;
2. opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl zij feitelijke leiding heeft gegeven aan die gedraging, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.
6. Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering straf 7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2. Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim zes jaren schuldig gemaakt aan belastingfraude, door – samen met haar echtgenoot – als feitelijk leidinggever van [medeverdachte rechtspersoon] geen dan wel onjuiste aangiften omzetbelasting in te (doen) dienen bij de Belastingdienst. De verdachte heeft dit bewust gedaan met als doel dat te lage omzetbelasting werd geheven en dus ook te weinig omzetbelasting door [medeverdachte rechtspersoon] werd betaald. [medeverdachte rechtspersoon] had hierdoor meer liquide middelen beschikbaar voor het doen van andere uitgaven en had het – bij juiste aangifte en betaling van de omzetbelasting – waarschijnlijk niet gered. In feite werd op kosten van de maatschappij de onderneming gevoerd. Ook werden er goederen ‘zwart’ verkocht. De rechtbank rekent het de verdachte in het bijzonder aan dat zij, nadat in november 2019 een boekenonderzoek door de Belastingdienst bij de vennootschap plaatsvond en zij gewezen is op de onregelmatigheden, voornoemde werkwijze niet heeft aangepast. Integendeel, in de periode die volgde, werd zelfs over een groot aantal maanden bewust in zijn geheel geen aangifte omzetbelasting gedaan.
De verdachte heeft met haar handelwijze de Belastingdienst en daarmee de samenleving benadeeld. Zij heeft de werking van het systeem van omzetbelasting, dat gebaseerd is op het vertrouwen dat de ondernemer een juiste aangifte doet, belemmerd. Bovendien wordt het algemeen vertrouwen in het belastingsysteem, waarbinnen sprake zou moeten zijn van eerlijke lastenverdeling, door dergelijk handelen geschaad. De handelingen van verdachte dragen daarnaast bij aan het ondermijnen van de belastingmoraal. Het onbestraft laten van belastingfraude kan ertoe leiden dat ook het normbesef vervaagt onder belastingplichtigen die wel aan hun verplichtingen voldoen.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de strafmaat mee dat de verdachte de schatkist voor een zeer groot bedrag heeft benadeeld. Uitgegaan wordt van een benadelingsbedrag van € 900.000,-. Dit is het benadelingsbedrag dat de verdediging heeft aangevoerd en waarbij de officier van justitie zich heeft aangesloten.
7.3. Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4. Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten, de lange periode waarover het strafrechtelijk handelen heeft plaatsgevonden en het hoge benadelingsbedrag, kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank ziet echter in de bijzondere (persoonlijke) omstandigheden van de verdachte aanleiding hiervan af te zien en overweegt daartoe als volgt.
De feiten zijn begaan door de vennootschap en het is ook vooral de vennootschap die financieel voordeel heeft gehad van de belastingfraude. De rechtbank ziet hierin reden om in de strafzaak tegen [medeverdachte rechtspersoon] een hoge (deels voorwaardelijke) geldboete op te leggen. Hoewel er geen volledig zicht is gekregen op de financiële situatie van de verdachte, blijkt op dit moment nergens uit dat de verdachte en haar echtgenoot zich persoonlijk hebben verrijkt, behalve het feit dat zij een redelijk inkomen hebben ontvangen vanuit de vennootschap. Nu de vennootschap naast de geldboete waartoe zij wordt veroordeeld ook de te weinig betaalde belasting alsnog dient te betalen, zal zij – en daarmee ook haar feitelijk leidinggevenden – nog lange tijd de gevolgen ervaren van de gepleegde feiten. Het daarnaast opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte en haar echtgenoot, zal (nu zij samen hieraan leidinggeven) het voortbestaan van de onderneming, en daarmee ook het betalen van de schulden aan de Belastingdienst en de geldboete, in gevaar brengen. Daar komt nog bij dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte en haar echtgenoot grote gevolgen heeft voor het gezin van de verdachte en haar echtgenoot, in het bijzonder voor de zorg van hun minderjarige kind.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, acht de rechtbank in dit specifieke geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank daarbij ook meegewogen dat de aangiften omzetbelasting over 2023 en de eerste drie kwartalen 2024 wel zijn gedaan en ook zijn betaald. Hieruit maakt de rechtbank op dat de werkwijze binnen de vennootschap is verbeterd, hetgeen ook wordt bevestigd door de verklaring van de huidige boekhouder ter zitting.
Alles afwegende zal de rechtbank, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een daarmee in gewicht corresponderende taakstraf opleggen voor de duur van 480 uren, naast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. Daarbij overweegt dat rechtbank dat, nu sprake is van een veroordeling voor meerdere strafbare feiten, de taakstraf niet begrensd is tot het maximum van 240 uren. De voorwaardelijke straf dient – naast dat dit de ernst van de feiten uitdrukt – tevens als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank weegt daarbij mee dat de verdachte geen volledige verantwoordelijkheid neemt voor haar handelen. Ook ter terechtzitting wijst zij nog naar de voormalige boekhouder als de schuldige voor de onjuiste aangiften.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 51, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
9. Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
10. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot eentaakstraf voor de duur van 480 (vierhonderd tachtig) uren , waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
- beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van240 (tweehonderd veertig) dagen;
- veroordeelt de verdachte tot eengevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden ;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
- verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op2 (twee) jaren ;
- tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
- stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Riemens, voorzitter, en mr. J.F. Koekebakker en mr. S.W.H. Bootsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Dijk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting 11 februari 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
[medeverdachte rechtspersoon] .
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 juli 2022 te Den Haag en/of elders in Nederland
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen onjuist of onvolledig gedaan, te weten (een) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [medeverdachte rechtspersoon] . betreffende het/de aangiftetijdvak(ken)(fiscaalnummer: [nummer] );
- Eerste kwartaal 2017
- Tweede kwartaal 2017
- Derde kwartaal 2017
- Vierde kwartaal 2017
- Eerste kwartaal 2018
- Tweede kwartaal 2018
- Derde kwartaal 2018
- Vierde kwartaal 2018
- Eerste kwartaal 2019
- Tweede kwartaal 2019
- Eerste kwartaal 2020
- Vierde kwartaal 2021
- Eerste kwartaal 2022
- Tweede kwartaal 2022
immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over genoemd(e) aangiftetijdvakken (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan te betalen belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens)
opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden
gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
[medeverdachte rechtspersoon] .
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 januari 2023 te Den Haag en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (digitale) aangifte(n) voor de
omzetbelasting ten name van [medeverdachte rechtspersoon] . betreffende het/de aangiftetijdvak(ken) (fiscaalnummer: [nummer] );
- Derde kwartaal 2019
- Vierde kwartaal 2019
- Tweede kwartaal 2020
- Derde kwartaal 2020
- Vierde kwartaal 2020
- Eerste kwartaal 2021
- Tweede kwartaal 2021
- Derde kwartaal 2021
- Derde kwartaal 2022
- Vierde kwartaal 2022
niet of niet binnen de gestelde termijn gedaan, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte
dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens)
opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden
gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.
Metadata
Omzetbelasting