X (belanghebbende) heeft met een Woo-verzoek gevraagd om verschillende documenten over de vastgestelde WOZ-waarde van een pand. De directeur Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland heeft voor een deel van deze documenten verwezen naar een vindplaats. Voor het andere deel is het verzoek afgewezen omdat de Wet WOZ specifieke regels kent over openbaarmaking, die voorgaan op het algemene regime van de Woo. X stelt dat het verzoek ten onrechte is afgewezen. Tussen partijen is niet in geschil dat X verzoekt om verstrekking van informatie in de zin van artikel 40, 40a en 40b Wet WOZ. Hoewel deze artikelen niet in de bijlage bij de Woo staan, is Rechtbank Den Haag van oordeel dat het bijzondere regime van de Wet WOZ prevaleert boven het algemene regime van de Woo. De afwijzing van het Woo-verzoek blijf daarom in stand. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard.
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2024 in de zaak tussen
eiser, uit woonplaats, eiser (gemachtigde: A.R.D. van Burken),
en
de directeur Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, verweerder (gemachtigde: mr. R. Vroonland).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 24 juli 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 september 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder daarbij gebleven.
1.2. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 18 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft met zijn Woo-verzoek gevraagd om verschillende documenten over de vastgestelde waarde van het pand (en alles daaromheen en onder) aan de [adres] in [plaats] . Verweerder heeft voor een deel van deze documenten verwezen naar de vindplaats. Voor het andere deel heeft verweerder het Woo-verzoek afgewezen, omdat de Wet waardering onroerende zaken (Wet Woz) specifieke regels kent over openbaarmaking, die voorgaan op het algemene regime van de Woo.
2.1. Deze zaak gaat over de vraag of het openbaarmakingsregime uit de Wet Woz voorrang heeft op de openbaarmakingsregels uit de Woo.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Het openbaar maken van de Woz-waardegegevens is essentieel voor transparantie, vertrouwen van de belastingbetalers en rechtvaardigheid in het belastingproces. De Woo is van toepassing op eisers verzoek om documenten, omdat de Wet Woz niet is genoemd in de bijlage bij de Woo waarin de uitzonderingen op de Woo zijn vermeld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het Woo-verzoek van eiser heeft mogen afwijzen. De rechtbank legt hierna uit hoe ze tot dit oordeel komt.
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser verzoekt om verstrekking van informatie in de zin van de artikelen 40, 40a en 40b van de Wet Woz.
4.2. Op een verzoek om verstrekking van informatie is de Woo van toepassing, tenzij een bij bijzondere wet vastgesteld apart regime van toepassing is. De bijlage bij de Woo somt de bijzondere wetten op waarvoor de Woo niet geldt. Dat roept de vraag op of een bijzonder regime ook voorrang kan hebben op de Woo als het niet in de bijlage is opgenomen. De wetgever heeft die vraag met “ja” beantwoord. Bepalend is niet de bijlage, maar de bedoeling van de wetgever.
4.3. Hoewel de artikelen 40, 40a en 40b van de Wet Woz niet in de bijlage bij de Woo staan, is de rechtbank van oordeel dat het bijzondere regime van de Wet Woz prevaleert boven het algemene regime van de Woo. Uit de wetsgeschiedenis van de Verzamelwet BZK 20XX volgt namelijk dat de openbaarmakingsregeling uit de Wet Woz – inhoudende artikel 40 en verder van de Wet Woz – (opnieuw) als uitputtend moet worden aangemerkt en dat de openbaarmakingsregeling moet worden toegevoegd aan de bijlage bij de Woo. De rechtbank acht hierbij ook van belang dat artikel 40 van de Wet Woz eerder door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is aangemerkt als een bijzondere, uitputtende openbaarmakingsregeling als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van het Woo-verzoek in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2024.