Samenvatting
A bv verkrijgt in 2025 alle aandelen in B bv, een onroerendezaakrechtspersoon (hierna: OZR) in de zin van artikel 4, lid 1, onderdeel a, Wet BRV. B bv is ondernemer in de zin van de Wet OB 1968. Het enige bezit van B bv bestaat uit de eigendom van een bouwterrein. A bv past bij de verkrijging van de aandelen in B bv de samenloopvrijstelling van artikel 15, lid 1, onderdeel a, Wet BRV toe. De overgangsregeling van artikel XXXVIII Belastingplan 2024 is niet van toepassing.
Na de verkrijging van de aandelen realiseert B bv binnen twee jaar nieuwbouw op het in haar bezit zijnde bouwterrein. De eigendom van de grond tezamen met de daarop gerealiseerde nieuwbouw levert B bv, binnen twee jaar nadat A bv de aandelen in B bv verkreeg, in ongebruikte en onverhuurde staat aan C bv. Dit is een van rechtswege btw-belaste levering in de zin van artikel 11, lid 1, onderdeel a, onder 1°, Wet OB 1968. Hierna bezit B bv geen onroerende zaken meer.
Vraag
Leidt de levering van de grond en de daarop gerealiseerde nieuwbouw in onverhuurde en ongebruikte staat door B bv aan C bv binnen twee jaren na de verkrijging door A bv van de aandelen in B bv ertoe dat de door A bv toegepaste samenloopvrijstelling bij de verkrijging van de aandelen in B bv (fictieve onroerende zaken) wordt teruggenomen op grond van artikel 15, lid 11, Wet BRV?
Antwoord
Nee, de op de verkrijging van de aandelen toegepaste samenloopvrijstelling wordt niet bij A bv teruggenomen. In het geval van een van rechtswege met omzetbelasting belaste levering van nieuwbouw in ongebruikte en onverhuurde staat door B bv, wordt het door A bv (middellijk) verkregen bouwterrein geacht gedurende ten minste twee jaar gebruikt te zijn voor activiteiten waarvoor nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting op de voet van artikel 15 Wet OB 1968 bestaat.