Rechtbank handhaaft gecorrigeerde specifieke zorgkostenaftrek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 1 november 2024
Samenvatting
X (belanghebbende) heeft in zijn aangifte IB/PVV 2021 een bedrag van € 23.773 aan specifieke zorgkosten opgevoerd. De Inspecteur stelt dat slechts € 1.249 aftrekbaar is en heeft de aanslag met inachtneming hiervan opgelegd. Het hiertegen gemaakte bezwaar werd afgewezen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant handhaaft de aanslag.
Voor diverse posten zoals medicijnen, hulpmiddelen, vervoerskosten en uitgaven voor kleding en beddengoed oordeelt de Rechtbank dat X niet voldoende bewijs heeft geleverd. Zo voldoet hij niet aan de wettelijke vereisten om de extra kosten aannemelijk te maken. Voor sommige medische kosten, zoals pedicure en bepaalde fitnessdiensten, is geen aftrek mogelijk volgens de Wet IB 2001. De Rechtbank vindt ook geen aanwijzingen dat de Inspecteur te streng heeft gehandeld.
Het beroep van X wordt ongegrond verklaard.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2024 in de zaak tussen
belanghebbende, uit plaats, belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 12 december 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2021 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.742 en een grondslag van € 111.186 voor sparen en beleggen. Daarbij heeft de inspecteur € 9 belastingrente in rekening gebracht.
1.2. De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2]. Belanghebbende was niet aanwezig. Belanghebbende heeft zich voorafgaand aan de zitting telefonisch afgemeld.
Feiten
2. Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2021 aftrekbare specifieke zorgkosten opgevoerd voor een bedrag van € 23.773.
2.1. De inspecteur is bij definitieve aanslag IB/PVV 2021 afgeweken van de door belanghebbende ingediende aangifte. De inspecteur heeft de aftrekbare specifieke zorgkosten vastgesteld op een lager bedrag, namelijk € 1.249.
Cijfermatig overzicht
Specifieke zorgkosten |
Aangifte |
Aanslag |
Medicijnen |
€ 69 |
€ 16 |
Uitgaven hulpmiddelen |
€ 2.997 |
|
Uitgaven voor vervoer |
€ 17.270 |
€ 1.296 |
Uitgaven extra kleding en beddengoed |
€ 750 |
€ 300 |
Genees-, en heelkundige hulp |
€ 3.689 |
€ 426 |
Drempel |
-/- € 1.002 |
-/- € 789 |
Aftrekbare specifieke zorgkosten |
€ 23.773 |
€ 1.249 |
Verzamelinkomen |
€ 20.004 |
€ 42.742 |
2.2. Belanghebbende is op 22 augustus in bezwaar gegaan tegen de aanslag. Dit bezwaar is afgewezen door de inspecteur op 12 december 2023.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de aftrek voor specifieke zorgkosten in de aanslag IB/PVV voor het jaar 2021 tot een te laag bedrag heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
4. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de aftrek specifieke zorgkosten in de aanslag IB/PVV 2021 niet tot een te laag bedrag heeft toegestaan. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Motivering
5. Aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten is slechts mogelijk indien aan de daartoe in de Wet IB 2001 gestelde vereisten is voldaan. De rechtbank stelt voorop dat op belanghebbende de last rust aannemelijk te maken dat recht op de door hem gevraagde aftrek voor specifieke zorgkosten bestaat. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende met hetgeen hij heeft ingebracht en heeft aangevoerd daarin niet is geslaagd. De rechtbank overweegt het volgende.
Uitgaven medicijnen
5.1. Belanghebbende heeft in zijn aangifte een bedrag van € 69 voor Thiamine als uitgaven voor medicijnen in aanmerking genomen. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat Thiamine op voorschrift van een arts is verstrekt. Belanghebbende is daarmee niet in zijn bewijslast geslaagd. De rechtbank is van oordeel dat de aftrek voor de uitgaven aan Thiamine daarom terecht is afgewezen door de inspecteur.
Uitgaven hulpmiddelen
5.2. Als uitgaven voor specifieke zorgkosten kunnen worden aangemerkt uitgaven die verband houden met hulpmiddelen van een zodanige aard dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide personen worden gebruikt.
5.3. De uitgaven voor hulpmiddelen die belanghebbende wil aftrekken zijn wettelijk van aftrek uitgesloten of belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat, zoals wettelijk is vereist, de hulpmiddelen van zodanige aard zijn dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide personen worden gebruikt. Belanghebbende is daarmee niet in zijn bewijslast geslaagd. De rechtbank is van oordeel dat de aftrek voor uitgaven hulpmiddelen daarom terecht is afgewezen door de inspecteur.
Uitgaven voor vervoer
5.4. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat een bedrag van € 1.500 aan aftrek van vrijwillige vervoerskosten onterecht is afgewezen. Omdat de inspecteur de betreffende aftrek van zorgkosten heeft betwist, is het alleen stellen van die kosten niet voldoende. Belanghebbende heeft in beroep geen betaalbewijs overlegd waaruit blijkt dat de € 1.500 aan kosten zijn gemaakt. Belanghebbende is daarmee niet in zijn bewijslast geslaagd. De rechtbank is van oordeel dat de aftrek voor vrijwillige vervoerskosten terecht is afgewezen door de inspecteur. Ook voor de overige, niet door de inspecteur in aftrek toegestane uitgaven voor vervoer, heeft belanghebbende onvoldoende bewijs geleverd.
Uitgaven extra kleding- en beddengoed
5.5. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij vanwege zijn ziekte voor meer dan € 600 met kleding en beddengoed samenhangende extra uitgaven heeft gehad en daarom recht heeft op het hoge forfaitaire aftrekbedrag van € 750.
5.6. Hoewel de rechtbank er niet aan twijfelt dat het ziektebeeld van belanghebbende extra kosten meebrengt voor o.a. extra wasbeurten, kleding en beddengoed, heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat deze extra uitgaven in 2021 hoger zijn geweest dan € 600. Belanghebbende heeft onvoldoende bewijsstukken aangevoerd waaruit blijkt dat hij uitgaven heeft gedaan die een willekeurige derde die niet ziek of invalide is en zich in een met die van belanghebbende vergelijkbare positie bevindt niet maakt. Belanghebbende is daarmee niet in zijn bewijslast geslaagd. De inspecteur heeft de aftrek voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed daarom terecht beperkt tot het lage forfaitaire bedrag van € 300.
Genees- en heelkundige hulp
5.7. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de kosten van de pedicure, Milon-cirkel en Miha bodytec aftrekbaar zijn. Onder genees- en heelkundige hulp wordt verstaan: een behandeling door een arts of een behandeling door een paramedicus (onder begeleiding van een arts of aangewezen bij ministeriële regeling). De gemaakte kosten vallen hier niet onder. De kosten voor genees- en heelkundige hulp zijn daarom terecht niet in aftrek toegelaten.
Handelen van de inspecteur
5.8. Belanghebbende stelt dat de belastingdienst hem niet naar behoren heeft behandeld op basis van de aangetoonde ziektebeelden en de daaruit voortvloeiende ziektekosten. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat door het subjectief en te streng handelen van de inspecteur de specifieke zorgkosten niet in aftrek zijn toegelaten.
5.9. De inspecteur volgt het wettelijk kader voor de toetsing of de gemaakte specifieke zorgkosten voor aftrek toelaatbaar zijn. Uit de wet volgen de voorwaarden waaraan voldaan dient te worden om aftrek van specifieke zorgkosten toe te staan. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat de inspecteur subjectief of te streng is geweest bij het beoordelen van het recht op aftrek.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2021 niet wordt verminderd. Hetzelfde geldt voor de bij de aanslag in rekening gebrachte belastingrente. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Panah, griffier op 1 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.