Direct naar content gaan

Samenvatting

X heeft aangifte BPM gedaan voor acht in 2014 geïmporteerde personenauto’s en is er daarbij van uitgegaan dat sprake is van gebruikte auto’s.

Volgens de Inspecteur is er echter sprake van nieuwe auto’s. Hij heeft daarom naheffingsaanslagen BPM opgelegd van in totaal € 8.541. De auto’s hebben geen sporen van feitelijk gebruik en hebben kilometrages op de teller variërend van 6 tot 25. Zij zijn uit Italië afkomstig en aldaar in 2013 voor het eerst werkelijk in gebruik genomen na levering aan de afnemers (kopers in Nederland).

Rechtbank Den Haag en in hoger beroep Hof Den Haag achten het standpunt van de Inspecteur juist. De auto’s worden als nieuw aangemerkt en de Belastingdienst heeft niet het in rechte te honoreren vertrouwen gewekt dat sprake is van gebruikte auto’s. Voorts heeft de Inspecteur volgens de Rechtbank en het Hof terecht nageheven naar het voor 2014 geldende tarief. De naheffingsaanslagen zijn daarom terecht en tot de juiste bedragen opgelegd.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond. Het oordeel van het Hof is juist.

En weer maakt de Hoge Raad een eind aan een langlopende discussie op het gebied van de BPM. Ten aanzien van het hier aan de orde zijnde vraagstuk is veel jurisprudentie gewezen waarbij de uitkomst de ene keer in het voordeel en de andere keer in het nadeel van belanghebbende is uitgevallen. De crux betreft grofweg de vraag wat een auto gebruikt (‘tweedehands’) maakt. Is dat het gebruik van de auto, in de zin van het kilometrage en de gebruikssporen, óf is een auto – onafhankelijk van eventueel kilometrage en/of de aanwezigheid van gebruikssporen – als gebruikt te beschouwen wanneer deze eerder in het buitenland geregistreerd is geweest? Deze laatste opvatting vindt zijn oorzaak in begunstigend beleid gebaseerd op paragraaf 7.5.2 van het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 23 december 1992. Op grond van dit begunstigende beleid ziet de term ‘gebruikte motorrijtuigen’ ook op ‘motorrijtuigen waarvoor een kenteken is toegekend, afgegeven, gedateerd en op naam gesteld’, ongeacht het daadwerkelijke gebruik. Daar de conform artikel 9 Wet BPM bepaalde belasting in geval van een gebruikte auto verminderd wordt op grond van artikel 10 Wet BPM, is het belang van het antwoord op deze vraag evident.

Een kentering kwam met het arrest van de Hoge Raad van 29 mei 2009. In dit arrest (gewezen voor het jaar 2004) heeft de Inspecteur de BPM op een aantal geïmporteerde, eerder in Duitsland geregistreerde, auto’s reeds verminderd op grond van de toezegging uit de Leidraad BPM 2006. Belanghebbende staat een verdere vermindering voor. In die casus was niet in geschil dat de auto’s in nieuwstaat verkeerden, dat meer dan de Duitse nieuwwaarde werd betaald en dat de koopovereenkomst met de meeste Nederlandse eigenaren reeds gesloten was voorafgaand aan de tijdelijke registratie in Duitsland. In die casus oordeelde de Hoge Raad dat een aantal auto’s, ondanks eerdere registratie in het buitenland, als nieuw kon worden aangemerkt.

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2014
Instantie
HR
Datum instantie
27 januari 2017
Rolnummer
16/02949
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:78
Auteur(s)
mr. H.A. Elbert
Elbert Fiscaal
NLF-nummer
NLF 2017/0671
Aflevering
30 maart 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB386
bwbr-vweu &&artikel=110,bwbr0005806&artikel=10&lid=1,bwbr0005806&artikel=10,bwbr0005806&artikel=9,bwbr0005806&artikel=9,bwbr0005806&artikel=14a,bwbr0005806&artikel=14a,bwbr-vweu &&artikel=110

Naar de bovenkant van de pagina