Direct naar content gaan

Samenvatting

Rijnvarende X (belanghebbende) was tot 1 februari 2013 in dienst bij A (bv) en vanaf 1 februari 2013 bij B (Ltd) te Cyprus. De SVB heeft aan X diverse A1-verklaringen afgegeven, waartegen X door het instellen van rechtsmiddelen is opgekomen. Van 1 februari 2013 tot en met 30 april 2014 is de Belgische socialeverzekeringswetgeving op X van toepassing.

Voor Hof Den Bosch was in geschil, voor zover in cassatie van belang, of X voor de maand januari 2013 premieplichtig is voor de volksverzekeringen. Volgens het Hof is dat niet het geval. Het Hof ziet geen ruimte meer voor de belastingrechter en de Belastingdienst om te beoordelen of X over januari 2013 premieplichtig is. Uit het ontbreken van een besluit van de SVB over januari 2013 moet worden afgeleid dat de SVB in ieder geval niet heeft willen concluderen tot een premieplicht in Nederland over januari 2013. Zonder vaststelling van de premieplicht voor de volksverzekeringen door de SVB (door middel van een besluit of A1-verklaring) mag de Belastingdienst niet heffen, aldus het Hof.

De staatssecretaris heeft tegen dit oordeel cassatieberoep ingesteld. Hij betoogt dat in een geval waarin de SVB geen A1-verklaring heeft afgegeven, de Inspecteur overeenkomstig artikel 57 en 58 Wfsv bevoegd en verplicht is om de premieplicht vast te stellen.

Deze klacht slaagt. Het Hof is op dit punt van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan. De Hoge Raad doet de zaak af. De gedingstukken bevatten geen aanknopingspunt om te oordelen dat het standpunt van de Inspecteur dat X voor de maand januari 2013 premieplichtig is voor de volksverzekeringen onjuist is. Evenmin bevatten zij een aanknopingspunt om te oordelen dat het verzoek van X om van die premieplicht te worden vrijgesteld, voor inwilliging vatbaar is. Gelet hierop wordt de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant bevestigd.

Conform Conclusie A-G Wattel (NLF 2020/1655, met noot van Van de Ven).

Dit arrest uit de acht Rijnvarendenzaken heeft betrekking op het kleinste financiële belang, de premie volksverzekeringen over de maand januari 2013, maar het is een belangrijke zaak voor de uitvoeringspraktijk van de Belastingdienst en de SVB.

Bevoegdheden Inspecteur indien SVB niet toepasselijke wetgeving heeft vastgesteld

Het arrest heeft betrekking op de vraag of de Inspecteur premie volksverzekeringen mag heffen als de SVB niet de toepasselijke wetgeving heeft vastgesteld. Volgens Hof Den Bosch moet daar dan uit worden afgeleid dat de SVB in elk geval niet de Nederlandse wetgeving van toepassing acht. De Hoge Raad heeft in een tweetal zaken zich eerder uitgelaten over de vraag of en wanneer de Inspecteur premie volksverzekeringen kan heffen. In 2009 heeft de Hoge Raad met betrekking tot Verordening 1408/71 geoordeeld dat de Inspecteur premie mag heffen bij het ontbreken van een E101-verklaring. Deze verklaring is geen constitutief vereiste voor de vaststelling van de toepasselijke wetgeving en de daaraan gekoppelde verzekerings- en premieplicht. Is er een E101-verklaring, dan is de Inspecteur daaraan gebonden. In dit arrest stelt de Hoge Raad in r.o. 3.4.5 dat het moet gaan om een onherroepelijk vaststaande beschikking. In 2018 komt dezelfde vraag wederom aan bod. Nadat Hof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld heeft dat bij het ontbreken van een geldige E101-verklaring de Inspecteur op grond van artikel 57 en 58 Wfsv en artikel 11 AWR de bevoegdheid heeft om premie te heffen, wijst de Hoge Raad arrest met een artikel 81 Wet RO-verwijzing. Met een dergelijke overweging is er geen van belang zijnde rechtsvraag te beantwoorden en bevestigt de Hoge Raad daarmee nogmaals dat bij het ontbreken van een E101-verklaring de Inspecteur bevoegd is om de verzekerings- en premieplicht vast te stellen. In 2018 legt de Hoge Raad de bindende werking van de A1-verklaring iets genuanceerder uit. De Inspecteur is dan niet alleen aan de onherroepelijk vaststaande A1-verklaring gebonden, maar ook aan de nog niet onherroepelijk vaststaande A1-verklaring. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Hoge Raad, net als de A-G, in deze procedure oordeelt dat bij het ontbreken van een geldige A1-verklaring de Inspecteur bevoegd is de verzekerings- en premieplicht vast te stellen met inachtneming van de internationale socialezekerheidsregels. Waarom belanghebbende in al deze zaken dan toch de stelling heeft ingenomen dat de Inspecteur niet bevoegd is om premie te heffen na al deze arresten, blijft voor mij een vraagteken. 

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2013
Instantie
HR
Datum instantie
9 juli 2020
Rolnummer
19/04609
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1151
Auteur(s)
mr. drs. G.A.M. van de Ven
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2020/1705
Aflevering
30 juli 2020
Judoreg
NFB3626
bwbr0002320&artikel=11&lid=1,bwbr0002320&artikel=11&lid=1,bwbr0017745&artikel=57,bwbr0017745&artikel=57,bwbr0017745&artikel=58,bwbr0017745&artikel=58

Naar de bovenkant van de pagina