Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2024 in de zaak tussen
belanghebbende, uit plaats, belanghebbende, (gemachtigde: Ir. gemachtigde van WOZMeldpunt),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 21 november 2023.
1.1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 31 januari 2023 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2022 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 475.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Waalwijk voor het jaar 2023 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2. De heffingsambtenaar heeft op 19 juli 2023 een informatiebeschikking gegeven. Daartegen zijn geen rechtsmiddelen ingesteld.
1.3. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5. De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen namens de heffingsambtenaar mr. A.G. Hendriks.
1.6. Belanghebbende en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.
Feiten
2. Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het is een vrijstaande woning uit bouwjaar 1973 met een oppervlakte van 108 m². Het totale perceeloppervlak bedraagt 472 m2. De woning heeft een garage en een aanbouw van 16 m2.
2.1. De heffingsambtenaar heeft in het kader van de beoordeling van het bezwaar tegen de beschikking aan belanghebbende om informatie gevraagd.
2.2. Belanghebbende heeft vervolgens de gevraagde informatie niet verstrekt.
2.3. De heffingsambtenaar heeft daarna een informatiebeschikking gegeven en zich daarbij op het standpunt gesteld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan haar verplichtingen die artikel 47 van de Algemene wet rijksbelastingen (hierna: AWR) meebrengt. In de tekst van de informatiebeschikking heeft de heffingsambtenaar opgenomen dat hij zich beroept op artikel 52a, tweede lid, van de AWR. Op grond van dat artikel wordt de termijn voor het doen van de uitspraak op bezwaar (met betrekking tot de procedure waarvoor de informatie wordt gevraagd) verlengd. De verlenging is gelijk aan de tijd die verstrijkt tot het onherroepelijk worden van de informatiebeschikking.
2.4. De informatiebeschikking is 6 weken na de dagtekening onherroepelijk geworden.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of de waarde van de woning te hoog is vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Belanghebbende vindt dat de waarde van de woning op de waardepeildatum maximaal € 435.000 is. De heffingsambtenaar verdedigt de in de uitspraak op bezwaar gehandhaafde waarde van € 475.000.
4. Een beroep tegen de waardebeschikking is tegelijk ook een beroep tegen de aanslag OZB. Dat staat in artikel 24, negende lid, gelezen in samenhang met artikel 30, tweede lid, van de Wet WOZ. Het oordeel over de aanslag OZB volgt het oordeel over de waarde van het object. Tegen de aanslag OZB zijn geen zelfstandige gronden aangevoerd. Deze bepaling strekt zich niet uit tot de aanslagen afvalstoffenheffing en rioolheffing. Omdat belanghebbende tegen de aanslagen afvalstoffenheffing en rioolheffing geen gronden heeft aangevoerd, blijven die aanslagen buiten de beoordeling.
5. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de waarde van de woning niet te hoog vastgesteld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Oordeel inzake de waardebepaling
6. De kern van het geschil is of belanghebbende informatie had moeten verstrekken en de heffingsambtenaar had moeten voorzien van informatie ten behoeve van de vaststelling van de waarde van de woning. Geen van partijen heeft een woordelijke, dan wel cijfermatige onderbouwing gegeven van de bepleite waarde.
Weging en beoordeling van de verplichting
7. Het rechtsgevolg van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking is dat de bewijslastverdeling wijzigt: deze verschuift van de heffingsambtenaar naar belanghebbende en wordt verzwaard. Dat houdt in dat een vermoeden van juistheid van (in dit geval) de waardebeschikking als uitgangspunt dient. Belanghebbende heeft vervolgens de bewijstaak om te doen blijken dat en in hoeverre de beschikking onjuist is.
7.1. Dit is slecht anders als de consequentie van de gewijzigde bewijslastverdeling niet in redelijke verhouding staat tot de gevraagde informatie. De rechtbank is van oordeel dat hiervan in deze zaak geen sprake is. Belanghebbende heeft hier niets tegen aangevoerd.
Verzwaarde bewijstaak belanghebbende
7.2. Belanghebbende heeft de opgevraagde stukken van de heffingsambtenaar niet verstrekt, waardoor er omkering van de bewijslast plaatsvindt. Het rechtsgevolg van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking is dat de bewijslastverdeling wijzigt: deze verschuift van de heffingsambtenaar naar belanghebbende en wordt verzwaard. Dat houdt in dat een vermoeden van juistheid van (in dit geval) de waardebeschikking als uitgangspunt dient. Belanghebbende heeft vervolgens de bewijstaak om te doen blijken dat en in hoeverre de beschikking onjuist is. Het voorgaande is slechts anders als de consequentie van de gewijzigde bewijslastverdeling niet in redelijke verhouding staat tot de gevraagde informatie. Belanghebbende heeft niet met voor de rechtbank toetsbare stukken onderbouwd dat de waarde van de woning te hoog is vastgesteld.
7.3. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de waarde van de woning voor het belastingjaar 2023 niet te hoog vastgesteld.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Garb, griffier, op 5 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.