Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) woont in Duitsland en beschikt over een tweede, in Nederland gelegen, woning die niet wordt verhuurd. De woning is in de jaren 2017 en 2018 aanvankelijk tegen te lage waarde in de vermogensrendementsheffing betrokken. De Inspecteur heeft daarom navorderingsaanslagen opgelegd.

X betoogt ter zitting van Hof Den Bosch dat de vermogensrendementsheffing die wordt geheven over de waarde van de woning in strijd is met artikel 14 EVRM en artikel 1 EP. Het Hof acht deze stelling niet tardief.

Het Hof stelt voorop dat uit het Kerst-arrest volgt dat rechtsherstel aan X geboden dient te worden. Toepassing van de Wet rechtsherstel box 3 leidt echter niet tot rechtsherstel, aangezien het voordeel uit sparen en beleggen daarmee op een hoger bedrag wordt vastgesteld dan waarmee bij de heffing rekening is gehouden. Het destijds geldende Besluit rechtsherstel box 3 werkt niet anders uit.

Aangezien uit het Kerst-arrest volgt dat de compensatie dient aan te sluiten bij het werkelijk behaalde rendement, verleent het Hof alsnog rechtsherstel. Het Hof laat daarbij in het midden of sprake is van een ongerealiseerde vermogenswinst, aangezien dergelijke winst niet aangemerkt kan worden als ‘werkelijk behaald rendement’ in de zin van het Kerst-arrest.

Nu X in 2017 en 2018 geen werkelijk rendement heeft genoten uit de woning worden de navorderingsaanslagen IB 2017 en 2018 vernietigd.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2017-2018
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
22 maart 2023
Rolnummer
21/00966; 21/00967; 21/00968
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:945
NLF-nummer
NLF 2023/0673
Aflevering
30 maart 2023
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.3,bwbr0011353&artikel=5.3,bwbv0001000&artikel=14,bwbv0001000&artikel=14,bwbv0001001&artikel=1,bwbv0001001&artikel=1

Naar de bovenkant van de pagina