Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Tot en met 2010 hadden zowel X (belanghebbende) als zijn partner ieder een eigen eenmanszaak. De partner exploiteerde een bedrijf als ambulant pedicure en X was consultant in de IT-branche. Op initiatief van de adviseur zijn de twee eenmanszaken per 1 januari 2011 omgezet in een vof. X is tot medio 2012 in loondienst werkzaam geweest bij A.

In geschil zijn aan X opgelegde (navorderings)aanslagen IB/PVV 2011, 2012 en 2013.

Volgens de Inspecteur had X maar één opdrachtgever en dreef X in deze jaren geen onderneming. Hij heeft de inkomsten van X belast als row. Hof Den Bosch oordeelt dat de Inspecteur X terecht heeft aangemerkt als resultaatgenieter. Er is geen sprake van een onderneming voor de inkomstenbelasting. Dat de vof voor de omzetbelasting wel is geaccepteerd, leidt niet tot een ander oordeel, omdat voor beide belastingen andere wettelijke vereisten en een andere kwalificatie van het ondernemersbegrip gelden. Er is evenmin aanleiding voor bijstelling van het vastgestelde resultaat. X heeft wat betreft de onderlinge facturatie niet aannemelijk gemaakt dat de onderlinge activiteiten tussen X en de partner de gebruikelijke bijstand tussen samenwonende partners te boven gaat.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2011-2013
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
13 juli 2022
Rolnummer
21/00286; 21/00287; 21/00288
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:2390
NLF-nummer
NLF 2022/1454
Aflevering
28 juli 2022

Naar de bovenkant van de pagina