Direct naar content gaan

Samenvatting

X (verzoekster) heeft bij de Hoge Raad beroep in cassatie ingesteld in de zaak die is ingeschreven onder nummer 21/03064. Op 7 oktober 2021 is aan partijen bericht dat de Hoge Raad op vrijdag 15 oktober 2021 uitspraak zal doen. Naar aanleiding daarvan heeft X de drie raadsheren van de belastingkamer die de zaak behandelen gewraakt, alsook de rolraadsheer, die de uitspraak in het openbaar zal doen.

Ten aanzien van het verzoek tot wraking van de rolraadsheer geldt het volgende. Ingevolge artikel 8:15 Awb kan een verzoek tot wraking slechts betrekking hebben op de raadsheren die de zaak behandelen. Een verzoek tot wraking kan dus geen betrekking hebben op de rolraadsheer, die alleen de uitspraak zal doen. Gelet hierop wordt het verzoek tot wraking van de rolraadsheer niet-ontvankelijk verklaard.

X heeft aan haar wrakingsverzoek onder meer ten grondslag gelegd dat de drie leden van de Hoge Raad uitsluitend op haar naam zijn afgegaan. Zij voert geen omstandigheden aan waaruit het bestaan van een dergelijke vooringenomenheid zou blijken. Deze grond wordt daarom verworpen.

Ook de aankondiging van de beslissing biedt geen grond om partijdigheid van de betrokken leden van de Hoge Raad op te baseren.

Er is geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor vooringenomenheid, dan wel een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De Hoge Raad wijst het verzoek tot wraking van de drie leden van de Hoge Raad af.

Conform Conclusie A-G Valk (NLF 2022/0776).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2021
Instantie
HR
Datum instantie
1 april 2022
Rolnummer
21/04294
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:492
Auteur(s)
mr. J.M. van der Vegt
Hof Den Bosch
NLF-nummer
NLF 2022/0772
Aflevering
21 april 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB4954
bwbr0005537&artikel=8:15,bwbr0005537&artikel=8:15

Naar de bovenkant van de pagina