Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) drijft haar onderneming in de vorm van een op [datum 1] 2016 opgerichte coöperatie. Zij is met een gemeente overeengekomen om in 2017 tot en met 2019 een groot scala aan diensten in het kader van de Wmo te leveren tegen een vergoeding van € 31.296.675 in totaal. Partijen zijn daartoe per jaar een vergoeding als lumpsum overeengekomen.

X heeft over haar eerste boekjaar (2016/2017) een resultaat van € 312.201 behaald.

In geschil is of X een winstuitstelpost ten laste van de winst van het boekjaar 2016 aan de passiefzijde van de balans mag opnemen. Tussen partijen is niet langer in geschil dat X niet voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 5, lid 1, onderdeel c, onder 1°, Wet VpB 1969.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant leidt uit de overeenkomst met de gemeente af dat partijen een vergoeding zijn overeengekomen per jaar en dat niet is overeengekomen dat in de vergoeding voor 2017 ook een vergoeding is begrepen voor in 2018 en 2019 te leveren prestaties. De omstandigheid dat sprake is van een overeenkomst van drie jaar maakt nog niet dat in de vergoeding voor 2017 een vergoeding voor in de toekomst te leveren prestaties is begrepen. Ook het vormen van een voorziening staat de Rechtbank niet toe.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
24 januari 2022
Rolnummer
19/5910
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:213
Auteur(s)
drs. G.J.W. de Ruiter
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2022/0297
Aflevering
10 februari 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB4810

Naar de bovenkant van de pagina