Direct naar content gaan

Samenvatting

Tot de grondslag sparen en beleggen van X (belanghebbende) behoren in Frankrijk en Duitsland gelegen onroerende zaken.

Het geschil in deze zaak spitst zich toe op de vraag of de inkomstenbelasting over het belastbare inkomen uit sparen en beleggen dient te worden bepaald met inachtneming van de Wet rechtsherstel box 3.

Volgens de Inspecteur dient deze wet buiten toepassing te blijven omdat het voordeel uit sparen en beleggen op grond van artikel 5.2 Wet IB 2001 op een lager bedrag (€ 37.709) uitkomt dan het voordeel uit sparen en beleggen op grond van de Wet rechtsherstel box 3 € 42.208.

X bepleit niettemin toepassing van de Wet rechtsherstel box 3 omdat dit resulteert in een hogere aftrek elders belast en daarmee tot een verlaging van de verschuldigde inkomstenbelasting.

Rechtbank Den Haag geeft X geen gelijk. Toepassing van (de rekenmethode uit) de Wet rechtsherstel box 3 staat uitsluitend open voor gevallen waarin dit tot een lager voordeel uit sparen en beleggen leidt dan zonder toepassing van deze wet het geval is. De wettekst is hierover duidelijk. De memorie van toelichting biedt voorts onvoldoende aanknopingspunten om (de rekenmethode en de voorkomingsmethodiek uit) de Wet rechtsherstel box 3 niettemin toe te passen. De belastingverdragen met Duitsland en Frankrijk kunnen hier evenmin verandering in brengen.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
23 december 2024
Rolnummer
23/1778
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2024:22381
NLF-nummer
NLF 2025/0438
Aflevering
25 februari 2025
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina