Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De moeder van X (belanghebbende) is in 2020 overleden. X woonde al sinds zijn geboorte bij zijn moeder in hetzelfde huis.

X heeft naar aanleiding van het overlijden van zijn moeder een erfenis verkregen ter grootte van € 60.945. Bij het opleggen van de aanslag erfbelasting heeft de Inspecteur een vrijstelling toegepast van € 20.946 (zijnde de vrijstelling voor kinderen van artikel 32, lid 1, aanhef en onderdeel 4°, onder c, SW 1956, geldend in 2020). De belaste verkrijging uit de erfenis is zodoende berekend op € 39.999.

X wenst in beroep toepassing van de huidige hogere partnervrijstelling onder dezelfde voorwaarden als de per 1 januari 2010 afgeschafte samenwoonvrijstelling voor oudere thuiswonende kinderen of de met terugwerkende kracht per 1 januari 2015 afgeschafte mantelzorgvrijstelling.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat het niet is toegestaan om de reeds vervallen wetgeving toe te passen. Er is in dit geval ook geen rechtsregel die eraan in de weg staat dat de wetgever de keuze heeft gemaakt om de hiervoor genoemde vrijstellingen af te schaffen. De wetgever was in dit geval ook niet verplicht om overgangsrecht te verzorgen.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum instantie
9 oktober 2024
Rolnummer
24/1489
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2024:4367
NLF-nummer
NLF 2025/0554
Aflevering
11 maart 2025

Naar de bovenkant van de pagina