Onterechte heffing forensenbelasting; eigen gebruik woning gemaximeerd op 89 dagen
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14 augustus 2024
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten
- Jurisprudentie(70)
- Commentaar NLFiscaal
- Literatuur
- Recent(10)
Samenvatting
X (belanghebbende) was in 2021 eigenaar van een woning in een appartementencomplex in Veere. Hij had in 2021 zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Veere. De woning wordt door bedrijf A verhuurd. In geschil is een aan X voor het jaar 2021 opgelegde aanslag forensenbelasting.
Wat partijen verdeeld houdt, is of het eigen gebruik van de woning in 2021 voor meer dan 90 dagen van dat jaar is uitgesloten in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur.
X heeft een verhuurbemiddelingsovereenkomst overgelegd, waarin een clausule is opgenomen op grond waarvan het eigen gebruik van de woning is gemaximeerd op 89 dagen. De overeenkomst is niet gedagtekend. Dit heeft tot gevolg dat X – tegenover de betwisting door de Heffingsambtenaar – aannemelijk moet maken dat de overeenkomst al op 1 januari 2021 bestond en voor het gehele jaar 2021 gold.
Volgens de Rechtbank slaagt X hierin. Zij acht aannemelijk dat de verhuurbemiddelingsovereenkomst gold voor het gehele jaar 2021 en dat die feitelijk ook is uitgevoerd. Daarmee is voor het jaar 2021 niet voldaan aan alle voorwaarden voor de heffing van forensenbelasting. De aanslag wordt daarom vernietigd.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2024 in de zaak tussen
belanghebbende uit plaats 1, belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, de heffingsambtenaar.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 30 november 2022.
1.1. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag forensenbelasting voor het jaar 2021 opgelegd voor de woning [adres 1] te [plaats 2] (de woning).
1.2. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen deze aanslag afgewezen.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende en, namens de heffingsambtenaar, [naam] .
Feiten
2. Belanghebbende was in 2021 eigenaar van de woning, onderdeel van het appartementencomplex ‘ [appartementen] ’. Belanghebbende had in 2021 zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Veere.
2.1. De woning wordt door [bedrijf] verhuurd. Tot de gedingstukken behoort een ongedateerde verhuurbemiddelingsovereenkomst voor het jaar 2021 tussen belanghebbende en [bedrijf] waarin – voor zover hier van belang – staat vermeld:
2.2.Tot de gedingstukken behoort ook een e-mail van 10 februari 2022 afkomstig van [bedrijf] en gericht aan een ambtenaar van de Samenwerking Belastingen Walcheren en Schouwen-Duiveland, waarin – voor zover hier van belang – het volgende staat vermeld:
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of de aanslag forensenbelasting 2021 terecht aan belanghebbende is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.1. Naar het oordeel van de rechtbank is de aanslag forensenbelasting 2021 ten onrechte aan belanghebbende opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Motivering
4. Op basis van artikel 223, eerste lid, van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar meer dan negentig dagen van dat jaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. Van die bevoegdheid heeft de raad van de gemeente Veere gebruik gemaakt door een soortgelijke bepaling op te nemen in artikel 2 van de Verordening forensenbelasting 2021.
4.1. De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak onder het begrip "beschikbaar houden" het volgende moet worden verstaan. Indien een gemeubileerde woning is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, wordt die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten.
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een gemeubileerde woning. Evenmin is in geschil dat belanghebbende en zijn gezin de woning in 2021 in enige mate zelf hebben gebruikt. Wat partijen verdeeld houdt is of het eigen gebruik van de woning in 2021 voor meer dan 90 dagen van dat jaar is uitgesloten in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur. Een redelijke bewijslastverdeling brengt mee dat op belanghebbende de last rust om dat te bewijzen.
4.3. Belanghebbende heeft een verhuurbemiddelingsovereenkomst overgelegd (zie 2.1), waarin een clausule is opgenomen op grond waarvan het eigen gebruik van de woning is gemaximeerd op 89 dagen. De enkele omstandigheid dat deze verhuurbemiddelingsovereenkomst niet is gedagtekend, betekent – anders dan de heffingsambtenaar meent – niet zonder meer dat deze verhuurbemiddelingsovereenkomst ongeldig is of dat daaraan geen bewijskracht toekomt. De ontbrekende dagtekening op de verhuurbemiddelingsovereenkomst heeft wel tot gevolg dat belanghebbende – tegenover de betwisting door de heffingsambtenaar – aannemelijk moet maken dat de huurbemiddelingsovereenkomst al op 1 januari 2021 bestond en voor het gehele jaar 2021 gold.
4.4. Belanghebbende heeft in dat verband een e-mailbericht van [bedrijf] van 10 februari 2022 (zie 2.2) overgelegd waarin [bedrijf] verklaart dat de woning van belanghebbende in 2021 tot de verhuurpool behoorde en dat hij daarover niet kon beschikken gedurende meer dan 90 dagen. Daarnaast heeft belanghebbende een e-mailbericht aan [bedrijf] van 30 oktober 2020 overgelegd waarin hij een reservering heeft gedaan voor het eigen gebruik van zijn woning voor perioden in 2021. Verder heeft belanghebbende een opgave van het eigen gebruik van de woning in 2021 overgelegd. Deze bewijsstukken in samenhang bezien met de geloofwaardige verklaring van belanghebbende ter zitting dat de woning in 2020 en in het gehele jaar 2021 op grond van de verhuurbemiddelingsovereenkomst behoorde tot de verhuurpool van VVE [appartementen] , maakt dat de rechtbank aannemelijk acht dat de verhuurbemiddelingsovereenkomst gold voor het gehele jaar 2021 en dat die feitelijk ook is uitgevoerd.
4.5. Het voorgaande betekent dat, nu niet in geschil is dat de verhuurbemiddelingsovereenkomst een clausule bevat op grond waarvan het eigen gebruik is gemaximeerd op 89 dagen, de woning in 2021 niet voor meer dan 90 dagen beschikbaar werd gehouden voor belanghebbende en zijn gezin. Daarmee is voor het jaar 2021 niet voldaan aan alle voorwaarden voor de heffing van forensenbelasting. De heffingsambtenaar heeft de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2021 dus ten onrechte aan belanghebbende opgelegd.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is gegrond. De aanslag forensenbelasting 2021 is ten onrechte aan belanghebbende opgelegd en kan daarom niet in stand blijven. Dat betekent dat aanslag forensenbelasting 2021 zal worden vernietigd.
5.1. Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem vergoeden. Belanghebbende heeft geen kosten gesteld die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de aanslag forensenbelasting 2021;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 14 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.