Standpunt over aangifteplicht notaris voor verkrijging onroerende zaken
Belastingdienst, 7 augustus 2024
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving(1)
- Besluiten(2)
- Jurisprudentie(4)
- Commentaar NLFiscaal(1)
- Literatuur
- Recent(1)
- Kennisgroepstandpunt(1)
Samenvatting
Bij notaris A wordt een akte van splitsing opgemaakt. Een dag later wordt de splitsing van kracht van X bv in de twee bij de splitsing nieuw op te richten vennootschappen Y bv en Z bv. Het betreft een zuivere splitsing als bedoeld in artikel 2:334a, lid 2, BW.
Y bv verkrijgt ten gevolge van de splitsing onder algemene titel fictieve onroerende zaken, zijnde aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon (OZR) en Z bv verkrijgt ten gevolge van de splitsing onder algemene titel ‘echte’ onroerende zaken.
Vraag
Is de notaris verplicht aangifte te doen van de verkrijging van onroerende zaken onder algemene titel ten gevolge van de splitsing? Met andere woorden: Geldt de regeling van artikel 21a Uitv.reg. AWR ook voor akten van juridische fusie en splitsing, indien deze bewerkstelligen dat onroerende zaken, niet zijnde aandelen in een OZR, onder algemene titel worden verkregen?
Antwoord
Ja, de notaris is verplicht aangifte te doen van de verkrijging van onroerende zaken onder algemene titel ten gevolge van de fusie of splitsing. De regeling van artikel 18 Wet BRV in combinatie met artikel 21a Uitv.reg. AWR geldt ook voor akten van juridische fusie en splitsing, indien deze bewerkstelligen dat onroerende zaken onder algemene titel worden verkregen.
BRON
KG:052:2024:2 Aangifteplicht notaris voor de verkrijging van onroerende zaken onder algemene titel ten gevolge van een juridische splitsing of - fusie
Publicatiedatum 07-08-2024, 14:20 | Laatste update 07-08-2024, 14:20 | Standpunt
Aanleiding
- Bij notaris A wordt een akte van splitsing opgemaakt.
- Een dag later wordt de splitsing van kracht van de besloten vennootschap (hierna: BV) X BV in de twee bij de splitsing nieuw op te richten vennootschappen Y BV en Z BV.
- Het betreft een zuivere splitsing als bedoeld in artikel 2:334a, tweede lid, Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
- Y BV verkrijgt ten gevolge van de splitsing onder algemene titel fictieve onroerende zaken, zijnde aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon (OZR) en Z BV verkrijgt ten gevolge van de splitsing onder algemene titel ‘echte’ onroerende zaken.
Vraag
Is de notaris verplicht aangifte te doen van de verkrijging van onroerende zaken onder algemene titel ten gevolge van de splitsing? Met andere woorden: Geldt de regeling van artikel 21a Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 (hierna Uitvoeringsregeling AWR) ook voor akten van juridische fusie en - splitsing, indien deze bewerkstelligen dat onroerende zaken, niet zijnde aandelen in een OZR, onder algemene titel worden verkregen?
Antwoord
Ja, de notaris is verplicht aangifte te doen van de verkrijging van onroerende zaken onder algemene titel ten gevolge van de fusie of splitsing. De regeling van artikel 18 Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: WBR) in combinatie met artikel 21a Uitvoeringsregeling AWR geldt ook voor akten van juridische fusie en splitsing, indien deze bewerkstelligen dat onroerende zaken onder algemene titel worden verkregen.
Beschouwing
Wettelijk kader
Artikel 8, eerste lid, WBR luidt:
Artikel 8, tweede lid, WBR luidt:
Artikel 18 WBR luidt:
Artikel 21a Uitvoeringsregeling AWR luidt:
Artikel 15, negende lid, WBR luidt:
Artikel 2:318, eerste lid, BW luidt:
Artikel 2:318, vierde lid, BW luidt:
Artikel 2:334n, eerste lid, BW luidt:
Artikel 2:334n, vierde lid, BW luidt:
Wetsgeschiedenis
Registratiewet 1917
Artikel 79 van de Registratiewet 1917 beperkte de heffing van overdrachtsbelasting (‘op akte’) tot gevallen van verkrijging krachtens overdracht onder bezwarende titel. Onder vigeur van de Registratiewet 1917 zou een verkrijging onder algemene titel krachtens fusie en splitsing dus geen belastbaar feit geweest zijn, laat staan dat de aangifte door het aanbieden van de akte ter registratie diende plaats te vinden.
Wet op belastingen van rechtsverkeer
Bij invoering van de WBR, inwerkingtreding 1 januari 1972, is het uitgangspunt dat sprake dient te zijn van een ‘overdracht onder bezwarende titel’ expliciet verlaten en wordt aangesloten bij het begrip ‘verkrijging’. Zie hiervoor Memorie van Toelichting (hierna: MvT) Kamerstukken II, 1969-1970, 10 560, nr. 3:
De MvT vermeldt omtrent het moment van verkrijging het volgende:
In de MvT staat ten aanzien van de wijze van heffing, in specifieke zin, vermeld:
Burgerlijk Wetboek – juridische fusie en splitsing
De rechtsfiguren juridische fusie en juridische splitsing zijn na 1972 in het Burgerlijk Wetboek geregeld.
Wijziging registratiewet 1970
Met ingang van 1 januari 2013 is de Registratiewet 1970 ingrijpend gewijzigd. Zie hiervoor: Wet elektronische registratie notariële akten, Staatsblad (hierna: Stb.) 2012, 648 en MvT, Kamerstukken II, 2012-2013, 33 406, nr. 3. Daarbij werd de verplichting tot aanbieding ter registratie van de (originele) notarieel verleden akte bij de Belastingdienst, vervangen door registratie langs elektronische weg bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: KNB).
De registratie van notarieel verleden akten vindt plaats bij de KNB. Als bij het verlijden van de akte een verkrijging voor de overdrachtsbelasting plaatsvindt, rust op de notaris bovendien de verplichting om aangifte te doen.
Wijziging WBR – aangifteplicht bij toepassing vrijstelling
Met ingang van 2021 is een nieuw negende lid aan artikel 15 WBR toegevoegd. Zie hiervoor de Kamerstukken II, 2020-2021, 35 576, nr. 3. Ook in het geval waarop bij de verkrijging een vrijstelling wordt toegepast zoals opgenomen in artikel 15, eerste lid en zesde lid, geldt de verplichting tot het doen van aangifte. In de situatie dat dan weliswaar geen overdrachtsbelasting is verschuldigd dient toch aangifte te worden gedaan. Met deze aangifteverplichting is het voor de Belastingdienst inzichtelijk wanneer een vrijstelling is toegepast en kan desgewenst worden gecontroleerd of dit terecht is geschied.
Moment van verkrijging – artikel 8, eerste lid, WBR
Artikel 8, eerste lid, WBR ziet alleen op verkrijgingen waarbij inschrijving van de akte in de openbare registers een constitutief vereiste is voor de verkrijging van dat goed. Het artikel ziet op leveringsakten, omdat alleen in deze gevallen op grond van artikel 3:84 juncto artikel 3:89 BW, inschrijving van de akte een constitutief vereiste is voor levering en dus voor de verkrijging van de onroerende zaak. Bij een verkrijging onder algemene titel door fusie of splitsing (artikel 3:80 lid 2 BW) is dat niet het geval.
De fusie en splitsing worden eerst van kracht met ingang van de dag na die waarop de akte is verleden. Omdat art. 8, eerste lid WBR niet van toepassing is, vindt de verkrijging voor de overdrachtsbelasting in die gevallen niet plaats op het moment van het verlijden van de akte.
Ook het tweede lid van artikel 8 WBR is niet van toepassing. Er is sprake van een enkele (wettelijke) tijdsbepaling en dus geen opschortende voorwaarde. Dit betekent dat het tijdstip van de verkrijging eerst plaatsvindt op de dag die volgt na het verlijden van de akte.
Het moment van verkrijging is echter niet van belang voor de wijze van heffing. Uit de parlementaire geschiedenis volgt, evenals uit de tekst van de bepalingen, dat artikel 8, eerste lid, WBR stringenter is dan artikel 18 WBR. Waar artikel 8, eerste lid enkel geldt wanneer de inschrijving van een notariële akte nodig is voor de verkrijging, volstaat voor artikel 18 WBR dat sprake is ‘van een verkrijging waarvan een notariële akte is opgemaakt’.
Wijze van heffing – artikel 18 WBR
Als wordt gekeken naar de wijze waarop een fusie plaatsvindt, namelijk bij notariële akte (artikel 2:318, eerste lid, BW), is het duidelijk dat sprake is “van een verkrijging waarvan een notariële akte is opgemaakt”. Dit geldt volgens artikel 2:334n BW ook voor de juridische splitsing.
Als ten gevolge van het verlijden van een notariële akte een belastbaar feit voor de overdrachtsbelasting ontstaat, wordt op grond van artikel 18 WBR de overdrachtsbelasting voldaan ter gelegenheid van de aanbieding van de akte ter registratie. Het doen van deze aangifte is gekoppeld aan het digitaal registratieproces. In de akte waarbij een onroerende zaak wordt verkregen moeten alle gegevens zijn opgenomen die van belang zijn voor de heffing van overdrachtsbelasting. In een afzonderlijk elektronisch bericht doet de notaris melding van de verschuldigdheid van overdrachtsbelasting. Het elektronisch afschrift van de akte en het elektronisch bericht vormen samen de aangifte overdrachtsbelasting, die de KNB vervolgens ‘onverwijld’ doorstuurt naar de Belastingdienst.
Fusie en splitsing geschieden volgens de wet bij notariële akte. Daarnaast vindt er bij het verkrijgen van onroerende zaken onder algemene titel ten gevolge van de fusie of splitsing een belastbaar feit voor de overdrachtsbelasting plaats. Dit maakt dat artikel 18 WBR in samenhang met artikel 21a Uitvoeringsregeling AWR ook geldt voor akten van juridische fusie en splitsing waarbij onroerende zaken, niet zijnde aandelen in een OZR, worden verkregen. Artikel 18 WBR vereist enkel dat sprake is “van een verkrijging waarvan een notariële akte is opgemaakt” en niet dat die verkrijging – volgens de WBR - moet worden geacht op dezelfde dag te hebben plaatsgevonden. De notaris dient dus krachtens artikel 18 WBR de aangifte doen.
In artikel 21a Uitvoeringsregeling AWR wordt enkel de verkrijging van aandelen in een OZR (artikel 4, eerste lid, letter a WBR) uitgezonderd. De verkrijging van dergelijke aandelen is dan de enkele uitzondering op de hoofdregel dat de overdrachtsbelasting ter zake van een verkrijging waarvan een notariële akte is opgemaakt wordt voldaan ter gelegenheid van de aanbieding van die akte ter registratie.
Aangifteplicht bij toepassing vrijstelling
Het feit dat eventueel de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, WBR op de fusie of splitsing van toepassing is, doet hier ingevolge artikel 15, negende lid, niet aan af. Ook in het geval van een vrijgestelde verkrijging voor de overdrachtsbelasting dient aangifte te worden gedaan. In het geval geen vrijstelling van toepassing is, is de verkrijger de belasting verschuldigd.
Fusie en splitsing naar buitenlands recht
Voor juridische fusies en splitsingen naar buitenlands recht wordt niet altijd een akte bij een Nederlandse notaris opgemaakt. Indien bij dergelijke juridische fusies en splitsingen sprake is van een verkrijging voor de overdrachtsbelasting en deze verkrijging aldus niet geschiedt via notariële akte, zal de verkrijger om aangifte te kunnen doen eerst moeten verzoeken om een uitnodiging voor het doen van aangifte (artikel 17 WBR in combinatie met artikel 6, tweede en derde lid, AWR en artikel 3, eerste lid, Uitvoeringsregeling AWR).