Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) is een naar Curaçaos recht opgerichte Stichting Particulier Fonds (SPF). X heeft in 2011 in een nieuwbouwproject in Nederland geïnvesteerd. Zij heeft alle woningen in de jaren daarna verkocht waarbij verlies is geleden. De Inspecteur heeft bij de aanslagregeling vpb 2013-2015 telkens verliezen vastgesteld. Over die verliesvaststellingsbeschikkingen gaat dit geschil.

Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat X de vereiste aangiften vpb niet heeft gedaan, zodat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast. X is buitenlands belastingplichtig voor de vpb, aldus het Hof. De APV-regeling van artikel 2.14a Wet IB 2001 werkt niet door naar de vaststelling van de subjectieve buitenlandse belastingplicht voor de vpb. X is niet transparant voor de vpb en zij is niet vergelijkbaar met een naar Nederlands recht opgerichte stichting in de zin van artikel 3, lid 2, Wet VpB 1969. De resultaten uit in Nederland gelegen onroerende zaken zijn in Nederland belastbaar op grond van artikel 17a, onderdeel a, Wet VpB 1969. Er is voorts geen sprake van schending van het EU-recht, aldus het Hof.

X heeft met vier middelen cassatieberoep ingesteld.

A-G Koopman zet in deze conclusie uiteen hoe naar zijn mening de vrijheid van kapitaalverkeer in de relatie tussen lidstaten en Landen en Gebieden Overzee (LGO’s) moet worden beoordeeld. Voorts zet de A-G uiteen tegen welke achtergrond de buitenlandse belastingplicht voor de vpb moet worden bezien en beoordeeld. Als het cassatieberoep van X niet op een van de (vele) voorvragen strandt, geeft A-G Koopman de Hoge Raad in overweging een prejudiciële vraag aan het HvJ te stellen. Hierbij kan aan de orde wordt gesteld of en zo ja, welke vrijheid van kapitaalverkeer geldt in de relatie tussen een lidstaat en een ‘eigen’ LGO, en als het LGO-besluit van toepassing is, of de standstillbepaling ex artikel 64 VWEU van toepassing is en welke gevolgen dat heeft voor de toepassing van de fiscale uitzonderingsbepaling van het LGO-besluit.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2013-2015
Instantie
A-G
Datum instantie
23 augustus 2024
Rolnummer
23/04920
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:828
NLF-nummer
NLF 2024/2121
Aflevering
24 september 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6575

Naar de bovenkant van de pagina