Douane: tariefindeling van materialen voor stemhokjes en scheidingswanden
Hof Amsterdam, 22 oktober 2024
Samenvatting
Deze douanezaak handelt over de tariefindeling van sets materialen voor de vervaardiging van respectievelijk een stemhokje en een scheidingswand. X (belanghebbende) staat indeling onder post 7610 voor, als ‘profielen van aluminium, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken’ (tarief 6%). De Inspecteur bepleit indeling onder post 7604 (Staven en profielen van aluminium) (tarief 7,5%). Rechtbank Noord-Holland heeft de Inspecteur in het gelijk gesteld.
Naar het oordeel van Hof Amsterdam zijn de goederen zowel vatbaar voor indeling onder post 7604 als onder post 9403 (Andere meubelen en delen daarvan). Op grond van indelingsregel 3a deelt het Hof de goederen in onder 9403 als delen van andere meubelen (tarief 2,7%).
BRON
Uitspraak van de meervoudige douanekamer op het hoger beroep van [belanghebbende, gevestigd te vestigingsplaats, belanghebbende, gemachtigde: mr. ing. B.J.B. Boersma, tegen de uitspraak van 2 november 2023 in de zaken met kenmerken HAA21/6665 en HAA 21/6666 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Douane, de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende bij beschikking van 27 juli 2021 een bindende tariefinlichting (hierna: bti) met kenmerk NL BTI 2021-0329 afgegeven voor een set materialen waarmee een stemhokje kan worden vervaardigd, met indeling in onderverdeling 7604 2100 90.
1.1.2. De inspecteur heeft aan belanghebbende bij beschikking van 27 juli 2021 een bti met kenmerk NL BTI 2021-0330 afgegeven voor set materialen waarmee een scheidingswand kan worden vervaardigd, met indeling in onderverdeling 7604 2100 90.
1.2. Bij uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur de bti’s gehandhaafd.
1.3. De rechtbank heeft bij uitspraak van 2 november 2023 als volgt op het beroep tegen deze uitspraken op bezwaar beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
verklaart het beroep ongegrond; veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding aan eiseres van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade vastgesteld op een bedrag van € 500; veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837; en draagt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) op het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres te vergoeden.”
1.4. Het hoger beroep is door (de gemachtigde van) belanghebbende ingesteld bij brief van 24 november 2023 en nader gemotiveerd bij schrijven van 6 februari 2024. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2024. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
2.1. De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“Zaak HAA 21/6665
1. Eiseres heeft op 19 maart 2021 een BTI-aanvraag ingediend voor profielen van een stemhokje. In de aanvraag wordt het product als volgt omschreven:
Eiseres verzocht in haar aanvraag om indeling van het product onder TARIC-onderverdeling 7610 9090 90. Daarbij behoort een tarief van 6%.
Bij de aanvraag zijn onder andere de volgende foto’s van het (geassembleerde) product gevoegd.
2. Op 27 juli 2021 heeft verweerder aan eiseres een BTI met kenmerk NL BTI 2021-0329 afgegeven. Het product is daarin als volgt omschreven:
het stemhokje kan op de grond of op een tafel worden geplaatst; 6 zogenoemde staander profielen, hol, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede; 12 zogenoemde ligger profielen, hol, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede; vervaardigd van een aluminiumlegering (6063) en geanodiseerd; voorzien van gaten en bevestigingsmiddelen;”
Het product is ingedeeld onder TARIC-onderverdeling 7604 2100 90. Daarbij behoort een tarief van 7,5%.
Zaak HAA 21/6666
3. Eiseres heeft op 19 maart 2021 een BTI-aanvraag ingediend voor profielen van een scheidingswand. In de aanvraag wordt het product als volgt omschreven:
Eiseres verzocht in haar aanvraag om indeling van het product onder TARIC-onderverdeling 7610 9090 90. Daarbij behoort een tarief van 6%.
Bij de aanvraag zijn onder andere de volgende foto’s van het (geassembleerde) product gevoegd.
4. Op 27 juli 2021 heeft verweerder aan eiseres een BTI met kenmerk NL BTI 2021-0330 afgegeven. Het product is daarin als volgt omschreven:
de scheidingswand kan op de grond of op een tafel worden geplaatst: 2 zogenoemde staander profielen, hol, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede; 4 zogenoemde ligger profielen, hol, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede; vervaardigd van een aluminiumlegering (6063) en geanodiseerd: op maat gezaagd en voorgeboord;”
Het product is ingedeeld onder TARIC-onderverdeling 7604 2100 90. Daarbij behoort een tarief van 7,5%.”
2.2. Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3. Geschil in hoger beroep
3.1. In hoger beroep is tussen partijen in geschil onder welke post van het Geharmoniseerd Systeem de goederen dienen te worden ingedeeld. Belanghebbende staat indeling onder post 7610 voor, terwijl de inspecteur indeling onder post 7604 bepleit. Indien het Hof van oordeel is dat indeling onder post 7610 dient plaats te vinden, houdt partijen verdeeld onder welke TARIC-onderverdeling van GN-onderverdeling 7610 90 90 de goederen alsdan dienen te worden ingedeeld.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.
4. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil het volgende overwogen:
5. Juridisch kader
5.1. Post 7604 van de GN luidt:
7604 Staven en profielen, van aluminium:
7604 10 – van niet-gelegeerd aluminium:
7604 10 10 – –staven
7604 10 90 – –profielen
– van aluminiumlegeringen:
7604 21 00 – – holle profielen
7604 29 – – andere:
7604 29 10 – – – staven
7604 29 90 – – – profielen
5.2. Post 7610 van de GN luidt:
7610 Constructiewerken en delen van constructiewerken (bijvoorbeeld bruggen, brugdelen, torens, vakwerkmasten en andere masten, pijlers, kolommen, kapconstructies, deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor, drempels, luiken, balustrades), van aluminium, andere dan de geprefabriceerde bouwwerken bedoeld bij post 9406; platen, staven, profielen, buizen en dergelijke, van aluminium, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken:
7610 10 00 – deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor en drempels
7610 90 – andere:
7610 90 10 – – bruggen en brugdelen; vakwerkmasten en andere masten
7610 90 90 – – andere
5.3. De toelichting van de IDR (thans genoemd WCO) op post 7610 luidt, voor zover hier van belang, in officieuze Nederlandse vertaling:
5.4. Post 7308 van de GN luidt, voor zover hier van belang:
7308 Constructiewerken en delen van constructiewerken (bijvoorbeeld bruggen, brugdelen, sluisdeuren, vakwerkmasten en andere masten, pijlers, kolommen, kapconstructies, deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor, drempels, luiken, balustrades), van gietijzer, van ijzer of van staal, andere dan de geprefabriceerde bouwwerken bedoeld bij post 9406; platen, staven, profielen, buizen en dergelijke, van gietijzer, van ijzer of van staal, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken:
7308 10 00 – bruggen en brugdelen
7308 20 00 – torens en vakwerkmasten
7308 30 00 – deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor en drempels
7308 40 00 – steiger-, bekistings-, steun- en stutmateriaal
7308 90 – andere:
(…) (…)
5.5. De toelichting van de IDR op post 7308 luidt, voor zover hier van belang, in officieuze Nederlandse vertaling:
Deze post omvat metalen constructiewerken, al dan niet compleet en de delen daarvan. De constructiewerken in de zin van deze post worden gekarakteriseerd door het feit dat zij, eenmaal in een bepaalde positie gebracht meestal in die positie blijven. Zij zijn doorgaans gemaakt van platen, band, staven, buizen, diverse profielen, enz., van ijzer of staal, uit smeedstukken of elementen van gietijzer, die zijn voorzien van gaten, pasklaar gemaakt of aaneengeklonken, aaneengeschroefd of aaneengelast, soms samen met artikelen die onder een andere post vallen, zoals metaaldoek of plaatgaas bij post 73.14. Als delen van constructiewerken worden eveneens aangemerkt bevestigingsbeugels en andere bevestigingselementen, speciaal vervaardigd voor het samenvoegen van delen van constructiewerken. Deze beugels, klemmen, enz. zijn in de regel voorzien van verdikkingen met gaten met schroefdraad waarin bij het monteren klemschroeven worden gedraaid zodat zij op de constructiedelen worden vastgezet.
Behalve de in de post zelf genoemde werken vallen hieronder bijvoorbeeld:
omlijstingen en bovenbouw van putkoppen; verstelbare of telescopische stutten, buisvormige stutten, verlengbare bekistingsbalken, buisvormig steigermateriaal en dergelijk materiaal; steigers, pieren en havenhoofden; bovenbouw voor vuurtorens; masten, leuningen, luiken, enz., voor schepen; balkons en veranda's; poorten, roldeuren; gemonteerde leuningen en hekken; spoorbomen en dergelijke afsluitingen; geraamtes voor kassen en broeikassen; rekken van grote afmetingen, bestemd om te worden gemonteerd en blijvend te worden bevestigd in winkels, werkplaatsen, pakhuizen en andere opslagplaatsen van goederen; boxen en rekken voor paardenstallen, enz.; vangrails voor autosnelwegen vervaardigd uit platen of profielen.
5.6. Post 9403 van de GN luidt, voor zover hier van belang:
9403 Andere meubelen en delen daarvan:
9403 10 – meubelen van metaal, van de soort gebruikt in kantoren:
(…) (…)
9403 70 00 – meubelen van kunststof
– meubelen van andere stoffen, daaronder begrepen teen, rotting, bamboe of dergelijke stoffen:
(…) (…)
– delen:
9403 91 00 – – van hout
9403 99 – – andere:
9403 99 10 – – – van metaal
9403 99 90 – – – van andere stoffen
5.7. De toelichting IDR op Hoofdstuk 94 luidt, voor zover hier van belang, in de Engelse en Franse taalversie, als volgt (cursivering Hof):
en
5.8. Indelingsregel 2 luidt:
2. a) De vermelding van een goed in een post heeft eveneens betrekking op dat goed in niet-complete of in niet-afgewerkte staat, voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat.
b) Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen.
5.9. Indelingsregel 3 luidt, voor zover hier van belang:
3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b) of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:
a) de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;
b) mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a), worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;
6. Beoordeling van het geschil
6.1. Belanghebbende staat in hoger beroep, zowel voor de stemhokjes als de scheidingswanden (hierna ook: de goederen), enkel nog indeling onder post 7610 voor, als “profielen van aluminium, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken”; zij betoogt niet langer (subsidiair) dat indeling dient plaats te vinden onder post 7616 (“Andere werken van aluminium”). De inspecteur bepleit ook in hoger beroep, in navolging van de rechtbank, dat indeling dient plaats te vinden onder post 7604 (“Staven en profielen van aluminium”). Het Hof oordeelt ter zake als volgt.
6.2. Post 7610 omvat twee groepen artikelen: “constructiewerken en delen van constructiewerken (…), van aluminium” alsmede “platen, staven, profielen, buizen en dergelijke, van aluminium, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken”. Dit brengt met zich dat moet worden vastgesteld of de stemhokjes en scheidingswanden, na completering (met kunststof panelen) en montage, kwalificeren als constructiewerken van post 7610. Naar ’s Hofs oordeel is dat niet het geval, reeds omdat de stemhokjes en scheidingwanden niet op één lijn zijn te stellen met de producten die worden genoemd in de bewoordingen van post 7610, als voorbeelden van “constructiewerken” (zie 5.2). Genoemd worden immers: “bruggen, brugdelen, torens, vakwerkmasten en andere masten, pijlers, kolommen, kapconstructies, deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor, drempels, luiken, balustrades”. Dit betreft allemaal producten die vast worden verbonden aan de grond of deel uit gaan maken van een grotere constructie (gebouw), waaraan zij permanent worden verbonden. Uit de toelichting IDR (zie 5.3, 5.4 en 5.5) volgt weliswaar dat ook steiger-, bekistings-, steun- en stutmaterialen als “constructiewerken” kwalificeren, terwijl dergelijke goederen naar hun aard doorgaans niet bestemd zijn om gedurende een langere periode op één plek te worden gebruikt, maar zij hebben met de reeds in de bewoordingen van de post genoemde voorbeelden gemeen dat zij, eenmaal in de gewenste positie bevestigd of opgebouwd, in beginsel niet meer worden verplaatst zonder eerst te worden gedemonteerd. De stemhokjes en scheidingswanden komen niet overeen met voornoemde constructiewerken: zij worden los op de vloer geplaatst en kunnen door de gebruiker eenvoudig worden verplaatst of worden ingeklapt en opgeborgen.
6.3. Aangezien de stemhokjes en scheidingswanden na montage niet kwalificeren als constructiewerken kunnen de in geschil zijnde goederen niet worden aangemerkt als “delen van constructiewerken” en evenmin als “profielen van aluminium, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken”. Indeling onder post 7610 is daarom niet mogelijk.
6.4. De sets zijn wel vatbaar voor indeling onder de door de inspecteur voorgestane post 7604, nu in de bewoordingen van deze post “profielen van aluminium” met name worden genoemd en de ingevoerde sets grotendeels bestaan uit profielen van aluminium. De omstandigheid dat ook enkele onderdelen van kunststof in de sets zijn begrepen staat, gelet op het bepaalde in indelingsregel 2 b (zie 5.8), niet aan indeling onder post 7604 in de weg.
6.5. Vanwege de objectieve kenmerken en eigenschappen van de goederen (na assemblage), vindt het Hof aanleiding om ook post 9403 in zijn beoordeling te betrekken. De bewoordingen van post 9403 luiden: “Andere meubelen en delen daarvan”. In het GS en de GN is niet nader omschreven wat onder “meubelen” dient te worden verstaan. Uit de authentieke Engelse en Franse taalversie van de toelichting IDR op hoofdstuk 94 (zie 5.7), welke toelichting weliswaar niet wettelijk bepalend is, maar wel als nuttig hulpmiddel voor de indeling kwalificeert, volgt dat voor de toepassing van dit hoofdstuk onder “meubelen” worden verstaan: allerlei verplaatsbare voorwerpen die niet zijn begrepen onder andere posten met een meer specifieke omschrijving en die zijn gemaakt om op de grond te worden geplaatst en in hoofdzaak dienen voor utilitaire doeleinden.
6.6. Blijkens de stukken van het geding zijn de onderwerpelijke goederen gemaakt om op de grond te worden geplaatst (zie de afbeeldingen opgenomen onder punt 2 van deze uitspraak): de stemhokjes worden gebruikt om kiezers de gelegenheid te geven om gebruik te maken van hun stemrecht, met inachtneming van het in artikel 53, lid 2, van de Grondwet verankerde stemgeheim, en de scheidingswanden worden onder meer gebruikt om aerogene transmissie van virussen via kleine druppels (aerosolen) te voorkomen, en soms ook – naar belanghebbende ter zitting in hoger beroep heeft verklaard – als (tijdelijke) tentoonstellingswand in musea. De goederen zijn daarmee voor utilitaire doeleinden bestemd, zodat sprake is van meubelen. Nu het evident geen zitmeubelen als genoemd in post 9401 betreft, en evenmin meubelen voor geneeskundig gebruik of kappersstoelen en dergelijke, als bedoeld in post 9402, dient te worden beoordeeld of indeling onder post 9403 (Andere meubelen en delen daarvan) mogelijk is.
6.7. Op het moment van invoer zijn de goederen nog niet gemonteerd en bovendien incompleet: de ingevoerde goederen vormen tezamen enkel het frame van een stemhokje of scheidingswand. Bij de assemblage worden kunststof panelen (van Europese oorsprong) toegevoegd. Dit roept de vraag op of de goederen in de staat waarin zij worden ingevoerd (incompleet en niet gemonteerd) met toepassing van indelingsregel 2 a (zie 5.8) toch kunnen worden ingedeeld als “andere meubelen”. Het Hof beantwoordt deze vraag ontkennend: zonder de panelen vertonen de goederen niet de essentiële kenmerken van een compleet stemhokje of een complete scheidingswand. Het complete goed is niet in voldoende mate herkenbaar noch functioneel zonder de panelen. De gebruiker van het stemhokje kan het rode potlood niet hanteren, omdat hij zijn stembiljet niet kan neerleggen. Bovendien is het stemgeheim niet gewaarborgd, omdat achterwand en zijpanelen ontbreken en wordt de gebruiker van een scheidingswand niet beschermd tegen aerogene transmissie van virussen indien het paneel dat hem daartegen moet beschermen ontbreekt.
6.8. Wel zijn de goederen naar ’s Hofs oordeel vatbaar voor indeling onder post 9403 als delen van andere meubelen, daar dergelijke delen met name worden genoemd in de bewoordingen van deze post.
6.9. Gelet op het vorenoverwogene zijn de goederen zowel vatbaar voor indeling onder post 7604 als onder post 9403. Bij deze stand van het geding dient indelingsregel 3 te worden toegepast. Op grond van indelingsregel 3 a heeft de post met de meest specifieke omschrijving voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Nu de woorden “delen van andere meubelen” een specifiekere omschrijving geven van de ingevoerde goederen dan de woorden “profielen van aluminium” en eerstgenoemde omschrijving bovendien ook de delen van kunststof omvat, dient indeling plaats te vinden onder post 9403.
6.10. Nu het geen twijfel lijdt dat het wezenlijke karakter van de ingevoerde sets wordt bepaald door de aluminium profielen, dient de nadere indeling in de GN met toepassing van indelingsregel 6 en 3 b plaats te vinden in onderverdeling 9403 99 10 (delen; andere; van metaal).
Slotsom
6.11. Het hoger beroep is gegrond.
7. Kosten
Het Hof vindt aanleiding voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit).
Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op:
2 [ bezwaarschrift + hoorgesprek] x € 624 x 1 (wegingsfactor) = € 1.248
2 [ beroepschrift + zitting rechtbank] x € 875 x 1 (wegingsfactor) = € 1.750
2 [ hogerberoepschrift + zitting Hof] x € 875 x 1 (wegingsfactor) = € 1.750 +
Totaal € 4.748
De rechtbank heeft belanghebbende reeds een proceskostenvergoeding (€ 837) en een vergoeding van griffierecht (€ 360) toegekend, te betalen door de Staat, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg. De Staat (de Minister) heeft geen (incidenteel) hoger beroep aangetekend tegen deze beslissingen van de rechtbank. Het Hof zal daarom, conform het arrest van de Hoge Raad van 13 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1779, r.o. 4.2, deze beslissingen van de rechtbank in stand laten en de inspecteur veroordelen tot vergoeding van het resterende bedrag van € 4.748 -/- 837= € 3.911 aan proceskosten.
8. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissingen inzake de vergoeding van immateriële schade, proceskosten en griffierecht;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de bestreden bti’s;
- gelast de inspecteur nieuwe bti’s af te geven, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.911, en
- gelast de inspecteur aan belanghebbende het voor het hoger beroep betaalde griffierecht ad € 548 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, C.J. Hummel en W.J. Blokland, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. W. de Gelder als griffier. De beslissing is op 22 oktober 2024 in het openbaar uitgesproken.