Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is op 18 april 2007 opgericht. Zij exploiteert een uitzendbureau in de particuliere thuiszorg. Aan X is een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd over het tijdvak 1 april 2007 tot en met 31 december 2008.

Rechtbank Noord-Holland heeft het beroep inzake de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.

X heeft hoger beroep ingesteld.

In de zaak betreffende de aan X opgelegde naheffingsaanslag loonheffing 2007-2008 heeft de Inspecteur na de uitspraak van Hof Amsterdam van 30 juni 2015 (13/00400, ECLI:NL:GHAMS:2015:2632), een groot aantal stukken ingebracht bij de Rechtbank. X verwijst naar die zaak en voert aan dat er nog meer bescheiden aanwezig moeten zijn die onder de reikwijdte van artikel 8:42 Awb vallen en die ten onrechte niet zijn overgelegd. Dit verzoek is niet nader geconcretiseerd en wordt verworpen.

Met de Rechtbank is het Hof van oordeel dat de prestatie van X niet de vrijstelling van artikel 11, lid 1, onderdeel g, onder 2°, Wet OB 1968 deelachtig is.

Het beroep op het gelijkheidsbeginsel en vertrouwensbeginsel slaagt niet.

Alleen ten aanzien van de door de Rechtbank toegekende proceskostenvergoeding is het hoger beroep gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1 april 2007 t/m 31 december 2008
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
17 december 2024
Rolnummer
22/2565
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:3701
NLF-nummer
NLF 2025/0515
Aflevering
4 maart 2025
bwbr0002629&artikel=11,bwbr0002629&artikel=11,bwbr0005537&artikel=8:42,bwbr0005537&artikel=8:42

Naar de bovenkant van de pagina