Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is uitgenodigd en herinnerd tot het doen van aangifte IB/PVV voor het jaar 2015. Op verzoek van X heeft de Inspecteur hem uitstel verleend. Na in gebreke te zijn gebleven, is X aangemaand tot het doen van aangifte. De Inspecteur heeft, na het uitblijven van indiening van de aangifte, een vergrijpboete op grond van artikel 67d AWR opgelegd.

Naar het oordeel van Rechtbank Den Haag heeft de Inspecteur dit terecht gedaan. De Rechtbank acht bewezen dat X, door het niet aangeven van zijn inkomsten, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat als gevolg daarvan te weinig belasting zou worden betaald, waardoor aan het opzetvereiste van artikel 67d AWR is voldaan.

Hof Den Haag heeft daarentegen geoordeeld dat X niet kan worden verweten dat hij de vereiste aangifte niet heeft gedaan omdat hij niet op de juiste wijze is aangemaand door de Inspecteur. Ten tijde van de verzending van de aanmaning verbleef X niet op zijn BRP-adres, maar in voorlopige hechtenis. De Inspecteur moet hiermee redelijkerwijs bekend zijn geweest. Gelet hierop heeft de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat het aan opzet is te wijten dat X geen aangifte heeft ingediend. De vergrijpboete is daarom door het Hof vernietigd.

In cassatie betoogt de staatssecretaris dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat geen vergrijpboete kan worden opgelegd wegens het opzettelijk niet doen van aangifte omdat X niet op de juiste wijze is aangemaand. Het gaat naar zijn opvatting te ver om voor het opleggen van een vergrijpboete, waarbij opzet als zodanig bewezen is, als voorwaarde te stellen dat na afloop van de uitsteltermijn nog een aanmaning ter kennis van een belastingplichtige moet worden gebracht.

A-G Niessen is het met de staatssecretaris eens. In situaties van kwade trouw geldt volgens de A-G dat doel en strekking van artikel 67d AWR met zich brengen dat een aanmaning niet nodig is om de vergrijpboete op te leggen. Nu X in de onderhavige zaak zelf heeft medegedeeld zich bewust te zijn van zijn aangifteverplichting, heeft de Rechtbank ondanks het ontbreken van een aanmaning kunnen oordelen dat sprake is van opzet bij X. Het ontbreken van een aanmaning staat in onderhavig geval niet in de weg aan het opleggen van de vergrijpboete van artikel 67d AWR.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2015
Instantie
A-G
Datum instantie
25 november 2021
Rolnummer
21/02001
ECLI
ECLI:NL:PHR:2021:1102
Auteur(s)
mr. T.H.A. Noë
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2022/0158
Aflevering
20 januari 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB4769
bwbr0002320&artikel=67d,bwbr0002320&artikel=67d&lid=1,bwbr0002320&artikel=67d

Naar de bovenkant van de pagina