Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur) tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 december 2022, nummer AWB22/2045, in het geding tussen
de Inspecteur
en
belanghebbende te woonplaats (hierna: belanghebbende)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is op 4 augustus 2021 een naheffingsaanslag accijns opgelegd ter hoogte van € 65.364. Bij beschikking is € 604 aan belastingrente berekend.
1.2. De Inspecteur heeft het tegen de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente gerichte bezwaar ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 27.235 en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd.
1.4. De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Vaststaande feiten
2.1. Op 2 april 2019 heeft een doorzoeking plaatsgevonden van een loods waarvan belanghebbende op dat moment huurder was. Bij deze doorzoeking zijn vijf dozen tabak zonder accijnszegels aangetroffen.
2.2. In het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 3 april 2019 staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“(…)AanleidingOp dinsdag 2 april 2019 omstreeks 12:40 uur ontving telefonisch van mijn teamleider [naam3] het verzoek om met een aantal collega's ons naar het adres [adres] te [plaats1] te begeven om aldaar de Douane collega's te assisteren bij een onderzoek naar aangetroffen illegale tabak.- [adres] [plaats1]Op dinsdag 2 april 2019, omstreeks 13:30 uur, arriveerde ik, samen met collega's [naam4] , opsporingsambtenaar, tevens hulpofficier van justitie en collega [naam5] Bus, opsporingsambtenaar, bij het voornoemde bedrijfsadres [adres] te [plaats1] .Ter plaatse vertelden [naam6] , opsporingsambtenaar, werkzaam bij de Douane, en [naam7] , werkzaam bij de politie, over de reden van hun aanwezigheid in het bedrijfspand en de onder andere aldaar aangetroffen goederen:- Grote dozen van 200 kg elk met tabak.- Dozen met lege, nieuwe verpakkingen Drum shag.- 12x 1000 liter ibc-vat Glycerine.- Jerrycans "liquorice"- Jerrycans "Nicotine river"Desgevraagd vertelde [naam6] dat collega [naam8] had vastgesteld dat op het bedrijfsadres [adres] te [plaats1] geen vergunning was afgegeven voor de opslag van accijnsgoederen op dit adres.(…)”
2.3.Tot de stukken van het geding behoort een proces-verbaal van ambtshandeling van 9 juli 2019 dat is opgemaakt door [naam9] , werkzaam bij de Belastingdienst/Douane te Arnhem. In dit proces-verbaal is onder meer het volgende vermeld:
“Aanleiding :Vijf dozen tabak aangetroffen n.a.v. politiecontrole. Door het Douane laboratorium is vastgesteld dat het om rooktabak gaat. Ten behoeve van de heffing is uitgegaan van een minimale inhoud van de dozen, t.w. 120 kilogram per doos.”
2.4. In de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag is voor de berekening van de na te heffen accijns uitgegaan van vijf dozen van 120 kilogram rooktabak per stuk en van een tarief van € 108,94 per kilogram rooktabak.
2.5. Tot de stukken van het geding behoren diverse foto’s die tijdens en na de doorzoeking van de loods van de tabaksdozen zijn gemaakt alsmede een uitdraai van de website https://www. [naam10] met een overzicht van verschillende dozen en maten, alsmede de volgende toelichting bij tabaksdozen:
“De tabaksdoos is een relatief grote doos, de standaard afmeting van onze tabaksdozen is dan ook 113x73x70 cm. Wanneer beide dozen in elkaar gevouwen zijn, is de binnenmaat van de doos 112x72x70 cm. Als het bovenste deel omhoog wordt getrokken kan een maximale hoogte van 115 cm bereikt worden. Tabaksdozen zijn van veel zwaardere kwaliteit en kunnen veel zwaardere materialen vervoeren dan 'normale' dozen. Hierdoor is een tabaksdoos ook, logischerwijs, wat prijziger dan 'normale dozen.”
3. Geschil
3.1. In hoger beroep is enkel in geschil het gewicht van de rooktabak in de aangetroffen dozen.
3.2. In hoger beroep is tussen partijen niet in geschil dat in de door belanghebbende gehuurde loods vijf dozen zijn aangetroffen, dat zich in die vijf dozen onveraccijnsde onversneden rooktabak bevond en dat dit een belastbaar feit vormt waarvoor aan belanghebbende terecht een naheffingsaanslag accijns is opgelegd.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Belanghebbende stelt zich in hoger beroep uitsluitend op het standpunt dat hij de dozen kon tillen c.q. verplaatsen en dat deze dus niet zwaarder dan 50 kilogram per doos kunnen zijn geweest.
4.2. De Inspecteur houdt vast aan het bij het vaststellen van de naheffingsaanslag gehanteerde gewicht van 120 kilogram rooktabak per doos. Ter onderbouwing wijst hij onder meer op het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming waarin is opgenomen dat vijf grote dozen van elk 200 kilogram zijn aangetroffen en op de foto’s die tijdens en na de doorzoeking zijn gemaakt.
4.3. Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat een gewicht van 120 kilogram per doos niet te hoog is geweest en neemt daarbij het volgende in aanmerking. Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 3 april 2019 vermeldt dat dozen van 200 kilogram per stuk zijn aangetroffen (zie 2.2). Uit de lijst van in beslag genomen goederen blijkt dat het om vijf dozen gaat. Bij het opleggen van de naheffingsaanslag is uitgegaan van vijf dozen van elk 120 kilogram, ofwel 60% van de in het proces-verbaal opgenomen gewicht. Gelet op de tot de stukken van het geding behorende foto’s, hadden de bij de doorzoeking aangetroffen dozen (ongeveer) de standaard afmeting van 113 x 73 x 70 centimeter en waren zij dubbelwandig. De Inspecteur heeft ter zitting gesteld dat dergelijke dozen, volledig gevuld, 200 kilogram geperste rooktabak bevatten. Dit wordt door belanghebbende op zichzelf niet betwist. Verder onderbouwen de foto’s het standpunt van de Inspecteur dat de bij de doorzoeking aangetroffen dozen volledig gevuld waren en dat de rooktabak geperst was. Op de foto’s zijn grote dozen zichtbaar die met plakband zijn dichtgeplakt en daarnaast met dunne plastic banden zijn verzegeld. Op één foto is een doos zichtbaar die aan de bovenzijde is opengesneden en (nagenoeg) volledig is gevuld. Op een andere foto is een doos zichtbaar die aan de zijkant is opengesneden. Ook deze doos lijkt volledig te zijn gevuld. Verder wijst de Inspecteur er terecht op dat uit de opengesneden zijkant nauwelijks rooktabak valt, hetgeen bij ongeperste rooktabak wel gebruikelijk is. In het licht van het vorenstaande, passeert het Hof de enkele blote stelling van belanghebbende dat hij de dozen kon tillen en dat de dozen dus niet zwaarder kunnen zijn geweest dan 50 kilogram.
4.4. Met het vorenstaande heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat de naheffingsaanslag niet naar een te hoog bedrag is opgelegd.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.
5. Griffierecht en proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, en
- verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Polak voorzitter, mr. A.E. Keulemans en mr. M.M. Breij, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier. De beslissing is op 3 september 2024 in het openbaar uitgesproken.