Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) en haar partner hebben in 2019 gezamenlijk een woning gekocht voor een koopsom van € 373.000. De woning is juridisch geleverd bij notariële akte van 11 juli 2019.

Op 23 mei 2019 zijn X en haar partner met de verkopers van de woning overeengekomen dat de feitelijke levering van de woning uiterlijk op 1 juli 2020 plaats zou vinden. Hierbij zijn X en haar partner met de verkopers van de woning tevens een gebruiksovereenkomst overeengekomen met betrekking tot de woning. De woning is ter beschikking gesteld aan de verkopers voor de periode van 11 juli 2019 tot uiterlijk 1 juli 2020. De vergoeding bedraagt € 750 per maand. De verkopers hebben gedurende deze periode ingeschreven gestaan in de BRP op het adres van de woning.

X heeft in haar aangifte IB/PVV 2019 financieringskosten ten behoeve van de woning in aftrek gebracht. De Inspecteur heeft deze kosten niet in aftrek toegestaan.

X heeft beroep ingesteld.

Rechtbank Noord-Nederland overweegt dat, nu de woning in 2019 vanaf het moment van de aankoop ter beschikking werd gesteld aan derden, de woning in 2019 voor X niet kwalificeerde als eigen woning in de zin van artikel 3.111 Wet IB 2001. De Inspecteur heeft de geclaimde financieringskosten terecht gecorrigeerd. Er is geen sprake van een wettelijke basis om renteaftrek toe te staan.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum instantie
5 april 2022
Rolnummer
21/2986
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:1061
NLF-nummer
NLF 2022/0840
Aflevering
28 april 2022
bwbr0011353&artikel=3.111,bwbr0011353&artikel=3.111&lid=3,bwbr0011353&artikel=3.111

Naar de bovenkant van de pagina