Samenvatting
Dit wetsvoorstel heet voluit ‘Wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet LB 1964’. Het is op 30 juni 2022 door de minister van SZW en de staatssecretaris bij de Tweede Kamer ingediend.
Deelnemers aan een ouderdomspensioenregeling kunnen met ingang van 1 juli 2023 onder voorwaarden kiezen voor een gedeeltelijke afkoop van hun aanspraak (bedrag ineens). Als gevolg van het wetsvoorstel ‘Wet herziening bedrag ineens’ kunnen deelnemers van wie de pensioeningangsdatum ligt in de maand waarin zij de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken en deelnemers van wie de pensioeningangsdatum ligt op de eerste dag volgend op de maand waarin zij AOW-gerechtigd worden, verzoeken de betaling uit te stellen naar de maand januari van het jaar volgend op het jaar dat zij de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. De betaling vindt plaats onder voorwaarde van in leven zijn op de eerste dag van de hiervoor genoemde januarimaand.
Daarnaast voorziet het voorstel in een uitkering bij vooroverlijden ten gunste van de nalatenschap. Deze uitkering bedraagt – kort gezegd – het verschil tussen het pensioen dat zou zijn uitbetaald zonder verzoek en het daadwerkelijk uitbetaalde pensioen, berekend over de periode van ingangsdatum van het pensioen tot overlijden dan wel tot de laatste dag van de maand van overlijden.
Een vergelijkbaar mechanisme geldt ten aanzien van een zogenoemd bevroren pensioen in eigen beheer, het nettopensioen en oudedagsvoorzieningen die zijn opgebouwd in de derde pijler (lijfrenteverzekering, lijfrenterekening en lijfrentebeleggingsrecht).
In de zogenoemde uitvoeringstoets heeft de Belastingdienst aangegeven dat dit wetsvoorstel uitvoerbaar is.
