Direct naar content gaan

Samenvatting

In 2011 heeft X (belanghebbende) van het UWV een starterskrediet van € 20.000 ontvangen. Met ingang van 1 januari 2014 heeft hij zijn onderneming gestaakt waarvoor hij het starterskrediet heeft ontvangen. Daarom moet hij het starterskrediet terugbetalen aan het UWV. Bij brief van 17 januari 2019 heeft het UWV aan hem medegedeeld dat er op dat moment nog een bedrag van € 14.636,17 openstaat.

De Inspecteur heeft dit bedrag niet als restant persoonsgebonden aftrek in aanmerking genomen en Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt hem in het gelijk.

In de Wet IB 2001 is limitatief opgenomen welke uitgaven als persoonsgebonden aftrekpost in aanmerking kunnen worden genomen (artikel 6.1, lid 2, Wet IB 2001). Terugbetalingsverplichtingen van gelden die ter zake van een krediet zijn ontvangen vallen niet onder een in de Wet IB 2001 opgenomen persoonsgebonden aftrekpost.

Verder komt X naar het oordeel van de Rechtbank geen aftrek ter zake van negatief loon toe, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gelden ter zake van het starterskrediet in een eerder jaar door de Inspecteur tot het belastbaar inkomen zijn gerekend, ongeacht of het krediet überhaupt kwalificeert als belastbaar inkomen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
21 december 2022
Rolnummer
21/2428
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:7871
NLF-nummer
NLF 2023/0273
Aflevering
2 februari 2023
bwbr0011353&artikel=6.1,bwbr0011353&artikel=6.1

Naar de bovenkant van de pagina