In deze parkeerbelastingzaak is niet in geschil dat X (belanghebbende) met zijn voertuig op 29 april 2023, om 13.30 uur stil stond op een locatie in Amsterdam. In geschil is of dit stilstaan door de Inspecteur terecht is aangemerkt als parkeren, nu X stelt dat hij aan het laden en lossen was na terugkeer van zijn vakantie. Hij heeft dit ter zitting uitvoerig toegelicht.
Rechtbank Amsterdam vindt de uitgebreide toelichting overtuigend. De toelichting past goed bij dat wat op de foto’s is te zien. Hierop is te zien dat het dakraam van de auto openstaat. De personen die bij de auto staan, bij de diverse stuks bagage, hebben een houding (kijkend op hun telefoon) die past bij de bewaking van een niet afgesloten auto, in afwachting van de terugkeer van X. Dit is allemaal typisch voor laden en lossen. Dat de auto aan een laadpaal staat, zoals de Heffingsambtenaar betoogt, heeft X stellig ontkend en heeft de Rechtbank bij bestudering van de foto’s ook niet vast kunnen stellen.
De naheffingsaanslag parkeerbelasting wordt vernietigd.
BRON
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2024 in de zaak tussen
eiser, te Amsterdam, eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder (gemachtigde: gemachtigde van verweerder).
Procesverloop
Bij besluit van 5 mei 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [naam] een naheffingsaanslag parkeerbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd. Eiser heeft tegen deze naheffingsaanslag bezwaar gemaakt.
Met de uitspraak op bezwaar van 1 juni 2023 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2024. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de bestreden uitspraak;
herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak;
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden.
Overwegingen
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Op 29 april 2023 om 13:30 uur stond eiser met de auto met kenteken [kenteken] stil ter hoogte van de [adres] [huisnummer] in Amsterdam, terwijl voor dat kenteken geen parkeerbelasting was betaald. Daarom heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag opgelegd ter hoogte van € 77,40.
3. Eiser is het niet eens met de naheffingsaanslag. Eiser voert aan dat hij bagage aan het laden en lossen was na terugkeer van zijn vakantie.
4. Niet in geschil is dat eiser met zijn voertuig op de genoemde datum en het genoemde tijdstip stil stond. In geschil is of dit stilstaan door verweerder terecht is aangemerkt als parkeren, nu eiser stelt dat hij aan het laden en lossen was.
5. Op de plek waar eiser de auto had geparkeerd, moet voor parkeren betaald worden. Dat hoeft niet voor de tijd dat iemand goederen aan het laden en lossen is. Er is sprake van onmiddellijk laden en lossen als iemand onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht goederen van enige omvang of gewicht zonder onderbreking aan het in- of uitladen is, gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Het moet gaan om zaken van een zodanige omvang of gewicht dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per voertuig ter plaatse kunnen worden gehaald of gebracht. Zodra het laden en lossen klaar is, moet de bestuurder met de auto wegrijden of parkeerbelasting betalen. De bewijslast dat sprake was van onmiddellijk laden en lossen, rust op degene die zich op de uitzondering beroept.
6. Het is dus aan eiser om aannemelijk te maken dat er sprake was van laden en/of lossen. De enkele stelling van eiser, zonder enige nadere toelichting of onderbouwing, is niet voldoende. Op zitting heeft eiser toegelicht dat hij terugkwam van vakantie en de bagage van hemzelf en zijn reisgezelschap heeft uitgeladen. Hij heeft de auto om de hoek van zijn huis neergezet, zodat de straat niet geblokkeerd zou worden. Nadat alle bagage was uitgeladen heeft hij zijn bagage naar zijn eigen woning gebracht. Ondertussen bleef zijn reisgezelschap bij de auto, om die te bewaken. Na terugkeer uit zijn woning is eiser meteen weer doorgereden, want het was de auto van zijn moeder.
7. Verweerder heeft gesteld dat uit de scanfoto’s niet blijkt dat er sprake is van onmiddellijk laden of lossen. Verweerder benoemt dat de ramen en deuren van de auto gesloten zijn, dat mensen rondom de auto bezig zijn met hun telefoon en dat het lijkt alsof de auto verbonden is met de laadpaal.
8. De rechtbank vindt de uitgebreide toelichting van eiser op de zitting overtuigend. Deze toelichting past goed bij dat wat op de foto’s is te zien. Op de door verweerder overgelegde foto’s is, op nadere aanwijzing van eiser op de zitting, te zien dat het dakraam van de auto openstaat. De personen die bij de auto staan, bij de diverse stuks bagage, hebben een houding (kijkend op hun telefoon) die past bij de bewaking van een niet afgesloten auto, in afwachting van de terugkeer van eiser. Het voorgaande is allemaal typisch voor laden en lossen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het gedetailleerde verhaal van eiser en dit verhaal is ook niet door verweerder betwist. Dat de auto aan een laadpaal staat heeft eiser stellig ontkend en heeft de rechtbank bij bestudering van de foto’s ook niet vast kunnen stellen. De rechtbank vindt daarom aannemelijk dat de auto niet is geparkeerd, maar dat reisbagage is gelaad en gelost binnen de tijd die daarvoor nodig was.
Conclusie en gevolgen
9. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden uitspraak. De rechtbank bepaalt verder dat deze uitspraak in de plaats treedt van de bestreden uitspraak.
10. Omdat het beroep van eiser gegrond wordt verklaard, dient verweerder het griffierecht van € 50,00,- aan eiser te vergoeden.
11. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, rechter, in aanwezigheid van mr. J.Y. Exterkate, griffier, op 11 juni 2024.