Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) exploiteert vakantieparken. Zij berekent waterschapslasten door aan de huurders en eigenaren van de kavels op de parken. In de praktijk betreft dit de zuiveringsheffing. Over de doorberekende bedragen heeft X geen omzetbelasting berekend. Volgens de Inspecteur had dat wel gemoeten. Hij heeft over de jaren 2011 tot en met 2013 naheffingsaanslagen opgelegd.

Rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat de zuiveringsheffing een uitschot van belasting is en dat over de doorberekende lasten geen omzetbelasting is verschuldigd.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft het door de Inspecteur ingestelde hoger beroep gegrond verklaard. Naar het oordeel van het Hof is van het uitoefenen van een verhaalsrecht op de voet van de Waterschapswet geen sprake. Evenmin kan het doorberekende bedrag worden aangemerkt als een zuivere, niet aan de heffing van omzetbelasting onderworpen doorbelasting van kosten of als een doorlopende post of kan het tot de uitschotten van belasting worden gerekend.

X heeft tegen de uitspraak van het Hof met twee middelen cassatieberoep ingesteld.

A-G Ettema verwijst in deze conclusie naar een gemeenschappelijke bijlage (ECLI:NL:PHR:2021:1272) bij deze en twee andere conclusies.

Het doorberekende bedrag van de zuiveringsheffing is onderdeel van de tegenprestatie die X van de recreanten ontvangt voor haar prestatie. Het bedrag moet om die reden volgens A-G Ettema overeenkomstig artikel 73 Btw-richtlijn in de maatstaf van heffing worden opgenomen. Volgens de A-G kan in het midden blijven of X het verhaalsrecht uit de Waterschapswet heeft uitgeoefend, want ook als dit het geval is, behoort de doorberekende zuiveringsheffing tot de maatstaf van heffing van de geleverde prestatie. Het doorberekende bedrag aan zuiveringsheffing kan voorts niet onder de noemer ‘uitschotten van belasting’ buiten de maatstaf van heffing blijven.

Beide middelen falen, aldus de A-G. Conclusie: het cassatieberoep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2011-2013
Instantie
A-G
Datum instantie
3 september 2021
Rolnummer
20/03216
ECLI
ECLI:NL:PHR:2021:789
Auteur(s)
mr. dr. A.E. Spiessens
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2022/2019
Aflevering
20 oktober 2022
Judoreg
NFB5277

Naar de bovenkant van de pagina