Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) verricht internationale pakketdiensten. Als onderdeel van haar dienstverlening doet zij aangiften ten invoer voor (de inhoud van) pakketten afkomstig uit landen buiten de EU.

Op 11 en 14 augustus 2019 heeft X in eigen naam en voor eigen rekening aangifte gedaan voor de regeling brengen in het vrije verkeer voor kleding en toebehoren met een douanewaarde van € 117 en broeken met een douanewaarde van € 96. Deze aangiften zijn verzorgd voor haar cliënte A.

De Inspecteur heeft op 12 en 14 augustus 2019 utb’s uitgereikt aan X voor bedragen van resp. € 30,45 en € 26,04 aan omzetbelasting.

In deze douanezaak is niet in geschil dat A door X rechtsgeldig is gemachtigd om namens haar in beroep te gaan (de machtiging). Tussen partijen is wel in geschil of B door A rechtsgeldig is gemachtigd om namens X in beroep te gaan (de doormachtiging).

Volgens Hof Amsterdam is dat niet het geval. B heeft X niet bevoegd vertegenwoordigd. Rechtbank Noord-Holland heeft dit miskend. De Rechtbank had het beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren. Aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak komt het Hof bij deze uitkomst niet toe.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
21 februari 2023
Rolnummer
22/00134
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:1247
NLF-nummer
NLF 2023/1338
Aflevering
15 juni 2023

Naar de bovenkant van de pagina