Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze zaak is in hoger beroep nog in geschil of X (belanghebbende) recht heeft op een immateriële schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn.

De voor het toekennen van vergoeding van immateriële schade in aanmerking te nemen periode is geëindigd met ambtshalve verminderingen van 16 en 28 juni 2022 (vgl. HR 2 september 2022, 22/00186, ECLI:NL:HR:2022:1128, NLF 2022/1806, met noot van Bergman).

Rechtbank Gelderland is volgens Hof Arnhem-Leeuwarden ten onrechte ervan uitgegaan dat de redelijke termijn moet worden verlengd omdat X heeft ingestemd met verlenging van de termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar (vgl. HR 9 oktober 2020, 20/00143, ECLI:NL:HR:2020:1574, NLF 2020/2243, met noot van Nent).

Omdat de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg bijna vijf jaar bedroeg, had de Rechtbank op het verzoek van X een daarop gebaseerde vergoeding voor immateriële schade moeten toekennen. De vergoeding bedraagt tien maal € 500, ofwel € 5.000. Deze vergoeding komt geheel voor rekening van de Inspecteur. Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die X voor de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 30 juni 2020, 19/00802 en 19/00803, ECLI:NL:GHARL:2020:5097, NLF 2020/1681). De onderhavige zaak hangt samen met een aantal andere zaken. Hiervan uitgaande wordt de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 1.347.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2010-2011
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
3 januari 2023
Rolnummer
20/00986; 20/00987
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:3
NLF-nummer
NLF 2023/0233
Aflevering
26 januari 2023

Naar de bovenkant van de pagina