Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende), woonachtig in Nederland, is in 2023 vanuit a-land (buiten de EU) via b-land op Schiphol aangekomen. Zij verliet de aankomsthal via het zogenoemde groene kanaal ‘niets aan te geven’. Tijdens een controle zijn vier gouden armbanden (22 karaat, 9 à 10 gram per stuk) aangetroffen op het lichaam van X.

In verband met het in het vrije verkeer brengen van voornoemde armbanden is aan X een utb uitgereikt van € 505,97, zijnde een bedrag van € 52,65 aan douanerechten en € 453,32 aan omzetbelasting. X heeft beroep ingesteld.

De armbanden moeten worden beschouwd als sieraden die tot de normale dracht van X kunnen worden gerekend. Volgens Rechtbank Noord-Holland kon de Inspecteur gelet op de vlucht van buiten de EU, de constatering dat de armbanden opvallend glommen en wisselende verklaringen van X, gegronde twijfel hebben aan de juistheid van de aangifte. De Inspecteur mocht daarom nader bewijs verlangen over de herkomst van de sieraden. X voldoet niet aan haar bewijslast en kan niet aannemelijk maken dat sprake is van Uniegoederen, zodat zij geen gerechtvaardigde aanspraak kan maken op de regeling terugkerende goederen.

De Rechtbank verwerpt alle stellingen en verklaart het beroep ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2023
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
8 november 2024
Rolnummer
23/4002
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:11569
NLF-nummer
NLF 2024/2654
Aflevering
26 november 2024

Naar de bovenkant van de pagina