Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is in 2014 begonnen met het ontwikkelen van een applicatie voor de mobiele telefoon. De ontwikkeling van de applicatie is uitbesteed aan I Ltd. gevestigd in India.

De broer van de partner van X neemt via zijn eenmanszaak mede deel in de ontwikkeling van de applicatie. Daarnaast heeft X het bedrijf van zijn partner (H) ingeschakeld om medewerking te verlenen.

X heeft voorbelasting in aftrek gebracht ter zake van negen facturen die H in 2014 heeft uitgeschreven. Volgens X zien de gefactureerde bedragen op de beoordeling door H van de in India ontwikkelde webpagina’s. De Inspecteur stelt dat X geen recht heeft op aftrek van voorbelasting. Hij heeft de teruggegeven voorbelasting nageheven (tweede kwartaal 2014). Dat acht Hof Amsterdam evenals in eerste instantie Rechtbank Noord-Holland terecht, omdat niet aannemelijk is geworden dat de op de facturen genoemde prestaties daadwerkelijk zijn verricht. Hierdoor is niet aannemelijk gemaakt dat is voldaan aan de materiële voorwaarde voor aftrek van voorbelasting, dat aan de facturen een prestatie in de zin van de Wet OB 1968 ten grondslag ligt.

Het Hof bevestigt verder het oordeel van de Rechtbank dat het bezwaar tegen teruggaafbeschikkingen (derde en vierde kwartaal 2014) terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
29 maart 2022
Rolnummer
20/00276; 20/00277; 20/00278
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:1288
NLF-nummer
NLF 2022/0979
Aflevering
19 mei 2022
bwbr0005537&artikel=6:9,bwbr0005537&artikel=6:9

Naar de bovenkant van de pagina